Ira’s bekentenis, van Shoshi Breiner, uit het Hebreeuws vertaald door Sylvie Hoyinck en uitgegeven bij Nieuw Amsterdam (oorspronkelijke titel: Sefer Hapridot Hagadol).
Als exotisch vertaler, dat wil zeggen, vertaler van een exotische taal als het Hebreeuws, kom ik geregeld voor het dilemma te staan of ik het boek moet voorzien van een verklarende woordenlijst. Het is immers de kunst van het vertalen om de gelaagdheid over te zetten naar de taal van de lezers.
Maar wat doe je als je een boek onder handen hebt, geschreven in een cultuur waarin namen en hun (symbolische) betekenis belangrijk zijn? Die vraag bekroop me bij het vertalen van Shoshi Breiners roman Ira’s bekentenis.
De namen vertalen heeft geen zin, dat levert nonsens op. Iemand die Ira heet, laat je Ira heten – die naam zal door menig lezer herkend worden als een goed joodse naam. Dit personage in de roman is reeds overleden, dus is het niet toepasselijk dat zijn naam ‘de engel’ betekent? Als dan ook nog blijkt dat deze ‘engel’ op zijn grafsteen een tweede naam wil hebben staan, die ‘de wreker’ betekent, is de toon gezet: in deze roman hebben namen een functie en er is geen fatsoenlijke mogelijkheid om die functie onopvallend in de tekst te verwerken. Dan rest er niets anders dan het toevoegen van een verklarende namenlijst, want die weglaten zou betekenen dat de lezer in Nederland een essentieel aspect van de roman mist. Verder lezen Net uit: Ira’s bekentenis, of: What’s in a name