Dit is een vervolg op het artikel De VvL en de niet-literairen dat op 28 augustus 2009 op dit blog verscheen.
Laat ik ter verduidelijking van de huidige situatie beginnen met in het kort te schetsen hoe VSenV, VvL en aanverwanten georganiseerd zijn. De Vereniging van Letterkundigen is in 1905 opgericht met het doel ‘de Schoone Letteren in Nederland te bevorderen’. Om dat doel te bereiken legde de Vereeniging de basis voor overleg tussen letterkundigen en uitgevers en verleende ze haar leden morele steun en waar mogelijk rechtsbijstand. Ik vlieg even door een eeuw vakbondsgeschiedenis en kom dan uit in 1998, het jaar waarin de Vereniging van Schrijvers en Vertalers de rechtsopvolger wordt van de VvL. De VSenV heeft een ruimere taakopvatting dan de VvL: ‘Het doel van de vereniging [VSenV] is het behartigen van de belangen van schrijvers en vertalers, beide in de meest ruime zin van het woord, en het bevorderen van gunstige omstandigheden in de samenleving voor hun werkzaamheid.’ Onder die schrijvers en vertalers worden verstaan: ‘makers van teksten, een en ander in de meest ruime zin van het woord; derhalve in een niet-limitatieve opsomming: schrijvers en vertalers van boeken, dichters, columnisten, essayisten, recensenten, kinder- en jeugdboekenschrijvers, schrijvers en vertalers van toneelstukken, scenaristen, freelance journalisten, educatieve auteurs, wetenschappelijke auteurs en andere groepen van makers van teksten.’
Omdat de belangen van al die tekstmakers te veel van elkaar verschillen om door een en dezelfde club te worden behartigd, ontstaan er onder de koepel van de VSenV een aantal zelfstandige afdelingen. Verder lezen De VvL en de niet-literairen (2)