Nizjny Tagil, 26 maart 1951 – Amsterdam 25 juli 2024
In dit blog gedenken we een vertaler van wie weinig mensen in Nederland een vertaling gelezen zullen hebben. Viacheslav Sereda – officiële Nederlandse transcriptie Vjatsjeslav, maar in zijn documenten stond de Engelse spelling – onder vrienden bekend als Slava, vertaalde Hongaarse literatuur in het Russisch. Dat deed hij sinds 2008 in Amsterdam, waar hij woonde met zijn vrouw Mari Alföldy, literair vertaler Hongaars-Nederlands, die hij in het Hongaars Vertalershuis in Balatonfüred had leren kennen. In 2024 overleed Slava in Amsterdam aan de gevolgen van kanker.
Viacheslav Sereda was een vooraanstaand literair vertaler Hongaars-Russisch. Zoon van fabrieksarbeiders uit een Siberische industriestad, was een talenstudie voor hem een venster op de wereld in de geïsoleerde Sovjetmaatschappij. Hij trok naar het duizenden kilometers verder gelegen St. Petersburg, toen Leningrad, met zijn rijke cultuur en geschiedenis, waar hij eigenlijk per toeval Hongaars ging studeren.
Hij was toegelaten voor Italiaans, maar een docent raadde hem die studie af, omdat de meeste jongens na die opleiding militaire tolk werden in Ethiopië, een legerfunctie waarvoor hij vanwege zijn slechte ogen nooit zou worden aangenomen. Met de talen van de Warschaupact-landen waren er meer kansen op een baan en zijn kamergenoot op de studentenflat was toegelaten voor Hongaars, wat overigens makkelijker was – bij Hongaars kon één op de zeven kandidaten aan de studie beginnen, bij Italiaans één op de twintig. Ze konden met elkaar ruilen. Zijn kamergenoot verdiende later in slechts een paar jaar veel geld als militaire tolk voor Sovjet-adviseurs in Ethiopië en Slava werd verliefd op de Hongaarse taal en literatuur.
Een groot deel van zijn werkzame leven werkte hij als literatuurwetenschapper aan het academische Instituut voor Slavistiek in Moskou. In de jaren ’70 raakte hij geïnteresseerd in de nieuwe vorm van literatuur die door schrijvers als Péter Esterházy en Péter Nádas in Hongarije werd geïntroduceerd. Hij zag het als zijn taak om de Russische schrijvers en lezers kennis te laten maken met deze krachtige manier van schrijven, zo anders dan het socialistisch realisme dat in de Sovjet-Unie decennialang de toon aangaf. Jarenlang bereidde hij zich voor op deze taak. Later voegde hij György Spiró en László Krasznahorkai aan zijn oeuvre toe, naast vele andere auteurs. Laatstgenoemde hield hij voor lange tijd onvertaalbaar. Pas toen hij zag dat Mari hem in het Nederlands vertaalde, waagde hij zich eraan, en met groot succes. Hij werd met diverse Russische en Hongaarse prijzen bekroond, waarvan de Master literatoernogo perevoda (Meester van de literaire vertaling, 2015) en Milán Füst-prijs (2023) de belangrijkste zijn. Als mentor van de opleiding voor literair vertalen aan het Balassi Instituut in Boedapest begeleidde hij jonge vertalers.
Hij stelde hoge eisen aan zichzelf. Hij sprak uitstekend Hongaars, Hongaren waren altijd verbaasd dat hij geen Hongaar was. Diepgaande kennis van de brontaal vond hij van uitzonderlijk belang, want een vertaler moest kunnen onderscheiden waar de schrijver afwijkt van de standaard en iets bijzonders doet met de taal. Daarnaast moest hij brede kennis van de literatuur van de brontaal hebben om de plaats van zijn schrijver daarin te zien. Zelf bestudeerde hij uitgebreid de secundaire literatuur over een auteur voordat hij die ging vertalen. Ten slotte moest de vertaler ervaring opdoen met de wisselwerking tussen beide talen. Daartoe kocht hij als beginnend vertaler in een antiquariaat alle vertalingen uit het Hongaars op om te bestuderen wat de voorgangers hadden gedaan.
Sereda heeft ook als historicus zijn sporen verdiend. Toen rond de omwenteling in Hongarije de belangstelling oplaaide voor de eerder onnoembare Hongaarse opstand van 1956, verdiepte hij zich in de Russische kant van de gebeurtenissen. Het was de periode waarin de Russische archieven voor een korte tijd toegankelijk waren. Hij zag het als zijn taak om de Hongaren te helpen hun geschiedenis beter te begrijpen – hij vond dat hij dat als Russische wetenschapper was verschuldigd aan het land dat geleden had door de imperialistische acties van zijn vaderland. Samen met historicus Alexandr Stykalin publiceerde hij eerst een bundel met archiefdocumenten over het onderwerp. Later ontcijferde hij de zogenoemde notities van Malin, moeilijk leesbare informele verslagen van de besprekingen in het Politbureau rond de dagen van de opstand, die een compleet nieuw licht wierpen op de besluitvorming – tot verrassing van alle betrokkenen bleek de revolutie even kans op succes te hebben gehad: de Sovjets waren een paar dagen lang van plan zich terug te trekken en Hongarije het pad van het neutrale Oostenrijk te laten opgaan. Deze teksten verschenen eerst in Hongaarse vertaling en later ook in het Russisch. Vanwege dezelfde betrokkenheid bij de zaak van de democratie en het zelfbeschikkingsrecht van alle volkeren, én als zoon van een Oekraïense vader en een Russische moeder, leed Slava de laatste jaren van zijn leven zwaar onder de oorlog in Oekraïne.
Hoewel hij vooral bijdroeg aan de culturele overdracht tussen Hongarije en Rusland, bleef zijn aanwezigheid in Nederland niet onopgemerkt. Via zijn vrouw Mari fungeerde hij als vraagbaak over Russische cultuur en geschiedenis bij de Boekvertalers en ook de mailinglist Literair Vertalers, later Vertalers, van de Auteursbond. Hij schreef beoordelingen over Russische literaire werken voor het Letterenfonds. Veel vertalers uit het Russisch kennen hem van de Vertaaldagen in 2011, toen de leider van de workshop Russisch-Nederlands door ziekte was uitgevallen en Slava spontaan de taak op zich nam om de deelnemers de brontekst te helpen interpreteren.
Sereda heeft bijgedragen aan twee Nederlandse publicaties. Voor Hongarije 1956 van Géza Alföldy (Mets en Schilt, 2006), dat naast een beknopte geschiedenis van de Hongaarse herfst ook authentieke bronnen bevat, selecteerde hij een aantal door hemzelf gepubliceerde teksten, waaronder fragmenten van de genoemde verslagen van de vergaderingen van de Sovjetleiding. Later stelde hij samen met zijn vrouw Mari Alföldy de anthologie Waar woont de haat? Kritische stemmen uit de Hongaarse literatuur samen (Uitgeverij Jurgen Maas, 2020). Ook leverde hij als vrijwilliger een bijdrage bij de organisatie van de Hongaarse Salon Amsterdam, een Hongaars cultureel podium.
Verdere informatie in het Engels: https://en.wikipedia.org/wiki/Viacheslav_Sereda
m.m.v. Mari Alföldy
Wat een mooi, warm en interessant stuk over Slava. Ik heb hem nooit gekend, maar zijn advies inderdaad vaak zien langskomen op de boekvertalersmailinglijst. Sterkte Mari.