Bloemfontein

Wat voorafging
Op 19 oktober 2009 verscheen er op Boekvertalers een artikel van me over mijn vertaling van A Fork in the Road (’n Vurk in die pad) van André Brink, een opdracht die ik kreeg omdat bijna honderd vertalers zich solidair met me verklaarden nadat Brinks Nederlandse uitgever had laten weten dat iemand die al een kwart eeuw Brink vertaalt geen recht had op diens lijvige biografie tenzij hij bijna 200.000 woorden kon vertalen binnen een tijdbestek van vier maanden. Als ik eraan terugdenk, is het moment waarop me duidelijk werd hoeveel mensen er achter me stonden nog steeds een koude-rillingen-moment. Zo’n moment diende zich een paar jaar later nog een keer aan toen ik een mailtje kreeg van uitgeverij Van Oorschot met de mededeling dat mijn vertaalvoorstel van de klassieke Afrikaanse roman Kroniek van Perdepoort van Anna M. Louw in goede aarde was gevallen, iets wat nooit zou zijn gebeurd zonder de solidariteitsverklaring van vijf jaar eerder. Op 9 januari 2014 verscheen ook daarover een artikel over op Boekvertalers. En eind vorig jaar kregen de bijna honderd handtekeningen alweer een vervolg. Ik werd namelijk door het Vrystaat Kunstefees uitgenodigd om in Bloemfontein te komen praten over mijn werk als vertaler Afrikaans en in het bijzonder over het vertalen van de grote schrijver Karel Schoeman, die onlangs is overleden.

Bloemfontein
Bloemfontein is een stad van ruim 250.000 inwoners die midden in Zuid-Afrika ligt. Het is een van de drie officiële hoofdsteden van het land. Het regent er alleen in de herfst en de lente, en dan valt er ook weleens sneeuw (‘kapok’). Het was winter in de tijd dat ik er was. Overdag werd het er zo’n twintig graden; de zon scheen voortdurend en ’s nachts daalde de temperatuur tot vlak boven het vriespunt. In juli werd er een Kunstefees gehouden, waarvoor gasten uit de hele wereld waren uitgenodigd. Het Vrystaat Kunstefees van 2017 omvatte meer dan 250 evenementen, die zich afspeelden binnen een tijdbestek van tien dagen: muziek, dans, toneel, gesprekken en workshops, grootschalig of kleinschalig, plus een fors braderie-achtig festijn op het terrein van de campus.

Ik had voor het laatst een grote reis gemaakt op mijn tweeëntwintigste, een die via Oostende, Luton en Reykjavik leidde naar Oakland in Californië, waar ik ongeveer twee maanden in het plaatsje Livermore doorbracht. Vandaar dat ik niet opkeek van een vliegtocht via Frankfurt en Johannesburg: vierentwintig uur onderweg. De laatste etappe, van Johannesburg naar Bloemfontein, ging per turboprop, een klein toestel dat na de grote jumbo van Lufthansa wat weg had van een kermisattractie. De aankomst had iets romantisch: we stapten uit en liepen onder een stralend blauwe lucht naar het luchthavengebouw. In Bloemfontein waren speciaal voor mij zeven sloten gegraven, althans, volgens Duco, mijn partner. Hij stond er dan ook op om mee te gaan. Dat bleek eigenlijk een heel goed besluit te zijn.

Een dag na aankomst had ik al mijn eerste optreden: er moest een filmpje worden gemaakt dat op YouTube werd gezet. Ik had me voorgenomen om al mijn openbare optredens in het Afrikaans te doen. De kruk waar ik op zat, was ontworpen om je het gevoel te geven dat je er ieder moment af kon vallen. Tijdens het inleidende gesprek zag ik de ogen van de interviewster glazig worden en ik vermoedde dat ze werd overman door de hoogte van de kruk, maar nee, het was mijn wijdlopigheid. Toen de camera’s gingen draaiden, hield ik daar rekening mee. Ik spreek Afrikaans met als uitgangspunt het principe waarmee balletpedogoog Sonia Gaskell haar dansers altijd aanmoedigde: ‘Altijd iets van maken, meisjes, ook als je valt.’

Die reis gaan inwaarts
Mijn volgende optreden was in het eerbiedwaardige Nationaal Afrikaans Letterkundig Museum. Daar zou worden gesproken over Die reis gaan inwaarts, een studie van Cas Wepener over de kunst van het sterven in de romans van Karel Schoeman. In Die reis gaan inwaarts wordt met name de rol van dominees en geestelijk raadslieden belicht. We werden naar het museum gereden door een jongeman die theologie studeerde en aan rugby deed. Mij was gevraagd om aan het gesprek deel te nemen omdat ik Schoemans magistrale drieluik Stemme heb vertaald, een opdracht waarvan ik behoorlijk gelukkig ben geworden. Ik had me ingeprent dat het de avond van Cas moest worden: hij had immers het boek geschreven. Tijdens de voorbereidingen gaf Duco me de tip om een lijstje van vijf punten te maken, onderwerpen waarover ik niet alleen iets kon zeggen maar ook echt ook iets te melden had. Toen de avond begon, vertelde ik eerst iets over de omslagfoto, waarop Schoeman staat afgebeeld met een glimlach, het soort portret waar hij eigenlijk wars van was omdat een lachende foto vrijwel altijd maskeert wat het ware karakter van de geportretteerde is. Dat die foto toch was gebruikt, bood een goede overgang naar het onderwerp ‘van wie wordt het boek als de schrijver het de wereld in heeft gestuurd’ en zelfs ‘van wie wordt de schrijver als de schrijver is overleden?’. Bij het lezen van Die reis gaan inwaarts drong het tot me door hoe waardevol dit soort boeken zijn. Ze verdiepen je inzicht en vergroten je genot.

Op een gegeven moment stelde gespreksleider Rian Venter me toch een vraag waarop ik niet voorbereid was. Ik begon te praten en moet antwoord hebben gegeven, maar het grappige is dat ik tot op de dag van vandaag niet weet wat de vraag was en wat ik heb gezegd. Later hoorde ik van iemand dat zoiets wel vaker gebeurt. Je vlucht ‘vorentoe’ en zet de verdringingsstand aan. Voor het zeer welwillende publiek zal het een moment zijn geweest om weg te dutten. Rian liet trouwens zien hoe een ‘gesoute’ inleider maskeert dat ook hij even is weggezakt wanneer de sprekers zwijgen. Je laat een korte stilte vallen, trekt een peinzend gezicht en zegt: ‘Dat stemt tot nadenken.’ Na een nieuwe korte stilte stel je de volgende vraag.

Zelfgekozen dood
In Zuid-Afrika moet je iets meer rekening houden met het publiek dan in Nederland. Je kunt je niet zomaar alles vrijelijk aanroeren. Wat de ars moriendi betreft is Schoeman zelf uiterst consequent geweest. Hij achtte zijn leven voltooid en heeft na zijn dood een wonderschone, aangrijpende Verklaring doen uitgaan waarin hij pleitte voor het recht op een zelfgekozen dood, een vrijwillige levensbeëindiging wanneer je voelt dat je levensweg bij het eindpunt is beland. Dit thema sloot mooi aan op Wepeners boek, maar hoewel Cas in zijn antwoorden tot drie keer toe het woord ‘zelfmoord’ gebruikte, ging het publiek daar niet op in. Het was voor mij als Nederlander logisch om Schoemans keuze ter sprake te brengen en er met het publiek over van gedachten te wisselen, iets te vertellen over hoe men in Nederland tegen dit thema aankeek. Maar het leek me ook iets te opdringerig om dat uit mezelf te doen.

Vertaling – ‘afgewaterde weergave van die oorspronklike teks’?
Bij het volgende optreden, Van die een continent na die ander, heb ik die vrijmoedigheid wél benut. Het was een gesprek over vertalen van het Afrikaans naar het Nederlands en omgekeerd, kundig geleid door Alfred Schaffer en met als andere deelnemers Daniel Hugo, dichter en vertaler en beroemd Afrikaanse radiostem, en de schrijver Willem Anker, wiens Buys ik samen met Karina van Santen heb vertaald voor uitgeverij Podium. Toen Alfred me iets vroeg, negeerde ik zijn vraag en reageerde ik door een stukje papier uit mijn zak tevoorschijn te halen waarop een citaat uit Etienne van Heerdens Asbesmiddag stond: ‘Hy moes deur die dae voor en ná Kersfees, rondom Nuwejaar en daarna met die vingerpunt elke woord van ’n buitelandse vertaling van sy sirkusroman nagaan. Alles gaan verlore, het hy in die bedompige namiddae gedink. Wat hulle daar in Europa gaan lees, is ’n afgewaterde weergave van die oorspronklike teks. Waarom moet ik my hiermee bemoei? Dis nie meer ek nie, hierdie teks sonder tekstuur en subtiliteit.’ Waarna ik me tot Willem Anker richtte met de vraag of hij hetzelfde had gedacht toen hij onze vertaling las. Het gevolg was lichte hilariteit onder het publiek, maar Willem, die ik had ingeseind, gaf een antwoord dat bij Karina en mij alle bezorgdheid wegnam: hij was uiterst tevreden en vertelde waarom. Ook dit optreden vloog voorbij.

Daarna moest ik een paar dagen wachten voordat ik mijn laatste ding kon doen. Ik had aangeboden een workshop vertalen te geven, met een bijbehorende inleiding. Er waren negen vertalingen gemaakt van een tekst van Vonne van der Meer. De vertalingen waren in het Afrikaans, wat inhield dat ik wel een stúrende, maar geen beslissende stem had. Gelukkig werd ik bijgestaan door plaatselijke experts, Naòmi Morgan, docent en vertaler Frans-Afrikaans, en François Smith, schrijver en vertaler Nederlands-Afrikaans. Een van de heikele punten bij het vertalen in en uit het Afrikaans is altijd het vertalen van de tijd. Bij Van der Meer staat alles in de voltooid en onvoltooid verleden tijd, maar in het Afrikaans is dat geen optie. Je moet in de eerste zin aangeven dat iets in het verleden is gebeurd, maar daarna moet je zo snel mogelijk overspringen naar de tegenwoordige tijd, om het heel kort door de bocht te zeggen. Het was interessant te zien op welk punt dat bij de diverse vertalers geschiedde. Een ander boeiend discussiepunt bood: ‘Er was geen uitzicht. Als ze haar hoofd kantelde, was hier en daar tussen de daken door een plukje grijze hemel te zien’. Het ‘kantelde’ was nergens letterlijk vertaald en werd ook in het Nederlands als een ‘raar’ woord gezien. Toch zag ik later bij de Afrikaanse schrijver John Miles staan ‘met kantelkop (as of sy haar slanke nek in haar slaap verlê het)’, dus moet een iets letterlijker vertaling in het Afrikaans mogelijk zijn geweest. Er kwam van alles op tafel – in de pauze zelfs overheerlijke ‘handtertjies’ – en Naòmi vertelde waarom Le petit prince in het Afrikaans moet zijn Die klein prinsie, wat één verkleinelement meer is dan het Nederlandse De kleine prins. Als iedereen net zo veel van de bijeenkomst heeft opgestoken als ik, hebben we allemaal een welbestede middag gehad.

Gebaar met grote gevolgen
En daarmee kwam het avontuur tot een goed einde. Met een stapel boeken en een stel mooie herinneringen stapte ik weer in het vliegtuig. Het is nog steeds een klein wonder dat een spontane actie een traject heeft uitgezet waarover ik via een paar heerlijke vertalingen – André Brinks ’n Vurk in die pad, Anna M. Louws Kroniek van Perdepoort en Karel Schoemans Stemme-drieluik – aan het andere eind van de wereld ben terechtgekomen, letterlijk en figuurlijk. Bijna honderd handtekeningen gaven mijn loopbaan een Afrikaanse wending waarvan ik nog dagelijks geniet. Ik wil daarom iedereen die zich destijds voor me heeft ingespannen uit het diepst van mijn hart bedanken voor het dérde grote cadeau dat jullie actie me heeft gegeven.

3 gedachten over “Bloemfontein”

  1. Prachtstuk, ik heb tijdens het lezen meegenoten! En dat woord ‘kapok’ vergeet ik van m’n leven niet meer.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *