De huisgenoten, van Sarah Waters, vertaald door Nico Groen, Sjaak de Jong en Marijke Versluys en uitgegeven Nijgh & Van Ditmar (oorspronkelijke titel The Paying Guests).
Vijf jaar geleden verscheen op dit weblog een artikel over de vertaling van Sarah Waters’ vijfde roman, De kleine vreemdeling. Daarin gingen de drie vertalers uitgebreid in op de door hen gevolgde vertaalaanpak. Ook de nieuwste, zesde roman van Waters, De huisgenoten, is intussen vertaald. De vertaalwederwaardigheden rond dat boek, waarover deze blogbijdrage gaat, waren niet minder boeiend en hersenpijnigend dan die van Waters’ voorlaatste.
Positieve ontvangst
Wij, de drie vertalers van De huisgenoten, zijn op één na drie andere dan die van De kleine vreemdeling. Net als die drie vinden ook wij het niet nodig uitgebreid op de inhoud van Waters’ roman in te gaan. We zijn vertalers, geen recensenten. Bovendien is er inmiddels al genoeg over het boek gezegd en geschreven, onder andere in NRC Handelsblad/Next, de Volkskrant en De Groene Amsterdammer. Ook op het internet zijn allerlei (unaniem lovende) besprekingen verschenen: google maar eens op naam en titel. Over de inhoud hebben we het daarom niet, over het vertalen des te meer.
Aanpak
Net als De kleine vreemdeling liet De huisgenoten zich bijna vanzelf in drie even grote porties verdelen. En ook in dit geval waren we er snel uit wie welk deel voor zijn dan wel haar rekening zou nemen.
Om onze vertalingen te ijken spraken we af ieder twintig pagina’s te vertalen en die te bespreken om voorlopige afspraken te maken over gehanteerde conventies, de stijl, de vertaling van bepaalde woorden et cetera. We kwamen bijeen om de resultaten te bespreken, wat resulteerde in een document van vijf A4’tjes vol besluiten over allerhande onderwerpen, van lijdende vormen en naamwoordstijl tot registers voor het taalgebruik van verschillende personages en – om een dwarsstraat te noemen – het gebruik van personificaties (te weten: niet). Bij wijze van voorbeeld citeren we hier rechtstreeks uit ons ‘vertaalhandvest’:
Eigenschap/eigendom als onderwerp
Van gevallen als ‘Haar donkere haar was kort’ maken we ‘Ze had kort, donker haar.’ Vergelijkbare gevallen: ‘Haar kousen waren zwart’/ ‘Ze droeg zwarte kousen’, ‘De middag was helder’/‘Het was een heldere middag’, ‘Zijn mond was smal’/‘Hij had een smalle mond/ dunne lippen’.
Juxtaposition
Deze in het Engels gebruikelijke versterking (vaak met klankrijm) vertalen we niet letterlijk. Voorbeeld: ‘thieves and invaders’ wordt ‘stelletje gore inbrekers.
To
Constructies met ‘to’ als ‘She went across the front garden with it to hold open the door’ vertalen we met een nevenschikking. Dus niet: ‘Ze liep ermee door de voortuin om de deur open te houden’ maar: ‘Ze liep ermee door de voortuin en hield de deur open.’ Vergelijkbare Engelse nevenschikkingen vertalen we juist weer wel met ‘om’.
Uniforme vertalingen
Onze ijkexercitie bracht verschillende vertalingen voor dezelfde woorden of begrippen aan het licht. Alleen al om het huis waarin het boek zich afspeelt goed te beschrijven moesten we enkele tientallen vaste vertalingen afspreken, zoals ‘het achterom’ voor the lane, ‘het plaatsje’ voor the yard en ‘openslaande deuren’ of ‘tuindeuren’ voor French windows, die overigens ook al in De kleine vreemdeling opdoken.
Waar de vertalers van De kleine vreemdeling Miss, Mrs en Mr onvertaald lieten, evenals de vertaalster van eerdere romans van Waters, braken wij met die traditie door voor respectievelijk ‘juffrouw’, ‘mevrouw’ en ‘meneer/mijnheer’ te kiezen.
Vertaalmoeilijkheden
Altijd lastig om te vertalen zijn (zaak)namen uit een andere cultuur. ‘Blacks and Tans’ stond voor Ierse protestanten en hebben we wegvertaald. ‘Bloomsbury’ verwijst uiteraard naar de beroemde wijk in Londen, maar had in dit geval bij Waters als bijvoeglijk naamwoord een min of meer denigrerende betekenis: ‘quasi-artistiek’. ‘John O’ Groats’ kent iedere Brit, maar wij vertaalden het met ‘het noordelijkste puntje van Schotland’. En waar ze in Groot-Brittannië een ‘Paul Pry’ hebben, hebben wij – gelukkig – een nieuwsgierig aagje. We waren ons bewust van het hoge ‘Hema-gehalte’ van deze vertaling, maar een beter alternatief was er niet.
Een andere vertaaluitdaging waren de woorden en begrippen waarmee Waters de tijd oproept waarin De huisgenoten zich afspeelt, de jaren twintig. Ze leeft zich daar niet in uit, maar doet het subtiel, onder andere door te verwijzen naar muziek, kleding en haardracht uit die periode. We waren net als Waters terughoudend en hanteerden waar nodig een licht archaïserende stijl en dito woordgebruik (‘talmen’, ‘dralen’, ‘poosje’, ‘schielijk’) en kruidden de tekst verder met tijdgebonden woorden als ‘galanterietjes’, ‘valentijntjes’ en ‘kousenbenen’. Naar de vertaling van tiered skirt moesten we even zoeken, totdat een van ons op de proppen kwam met ‘volantrok’. Het woordgrapje ‘Willing to grind. Will you employ me?’ van een werkzoekende, orgeldraaiende ex-soldaat (de werkloosheid onder oud-militairen blijkt na de Eerste Wereldoorlog groot) werd bij ons het niet minder woordspelige: ‘Ik zoek werk! Kan uren draaien!’ Tot slot verdiepten we ons in begin-twintigste-eeuws wc-papier (Bromo) en andere huishoudelijke zaken, zoals het schoonmaakjargon brights and roughs, oftewel ‘poetswerk en ruw werk’.
In De huisgenoten spelen klassenverschillen een prominente rol. Het boek gaat over moeder en dochter Wray, die van goede komaf zijn maar uit geldgebrek niet langer hun stand kunnen ophouden en zich genoodzaakt zien een jong echtpaar in huis te nemen: Leonard en Lilian Barber, de huisgenoten uit de titel. De standsverschillen hebben we onder andere tot uitdrukking laten komen in de vertaling van het interieur. De Wrays hebben fauteuils, een canapé en een salon, de Barbers gemakkelijke stoelen, een bank en een woonkamer. Mevrouw Wray zal bepaalde woorden juist niet in de mond nemen, de moeder van Lilian Barber, mevrouw Viney, is daarentegen een volkse dame met het hart op de tong. Die konden we gerust woorden als ‘rotzooi’, ‘de meiden’ (wanneer ze haar dochters bedoelt) en ‘hartverzakking’ in de mond leggen, en soms zelfs een ongrammaticaal zinnetje als ‘Niks treurigers als een lege kamer.’
We gebruikten nadrukkelijk geen ‘sorry’ omdat dat pas later in het Nederlands ingeburgerd raakte. Een punt van aandacht was een brief met spelfouten erin (van de uit de lage klasse afkomstige Lilian Barber, vandaar). We moesten goed opletten dat die door persklaarmaker en corrector niet wegverbeterd werden!
Dan de lastige metaforen en het literaire vuurwerk waar je in elke (literaire) roman op stuit. Zo is daar het geluid van een plaat die op een dansfeestje wordt opgezet, ‘spetterend als vet in een hete koekenpan’ (frying-pan hiss), ‘buigen’ dansende echtparen ‘diep heen en weer’ (lunged and dipped) en zitten er ‘vertrouwde groeven in de slaapkamervloer’ (grooves and smooches). Taking the wall, gezegd van Lilian wanneer ze op haar uitstapjes met dochter des huizes Frances Wray niet aan de straat- maar de andere kant van het trottoir gaat lopen, was – het zal ook niet – een verwijzing naar Shakespeare. Nederlandse Shakespeare-vertalingen leverden niets bruikbaars op. We kwamen na enig heen en weer mailen uit op ‘de veilige kant’.
Lang hield ons de vertaling bezig van het geniepige woordje puny, dat Lilian voor haar man gebruikt. ‘Doetje’, ‘dotje’, ‘scharminkel’, ‘opdondertje’, ‘onderdeurtje’ en ‘miezerdje’ passeerden de revue maar haalden het om verschillende redenen niet, ‘kriel’ wel (als in: ‘Wat is het toch een kriel!’).
Leuk om te vertalen, maar bepaald niet altijd eenvoudig waren de erotische scènes tussen de twee vrouwelijke hoofdpersonages en de seksuele toespelingen van Leonard Barber. Bij de eerste ging het erom de tekst even zwoel te laten klinken als het origineel, bij de tweede om even suggestief te blijven. Zo werd: ‘Don’t say it’s too stiff for you, Miss Wray?’ (over een gin-tonic met meer gin dan tonic) bij ons: ‘Ga me nou niet vertellen dat hij niet lekker bij u naar binnen glijdt, juffrouw Wray.’
Planning
De uitgeverij wilde dat De huisgenoten snel zou verschijnen om zo weinig mogelijk verkoop als gevolg van Engelse importedities mis te lopen en schakelde daarom drie vertalers in. Toch hadden we voor het boek zo veel tijd meer dan de vertalers van De kleine vreemdeling dat we tussentijds met elkaar konden meelezen (en een werkbeurs bij het Letterenfonds konden aanvragen). Desondanks trad er zelfs in de persklaarmaak- en de correctiefase nog van alles aan het licht. Zo moest op het laatste moment ‘een Jack Russell’ worden veranderd in ‘een jack russell’ (zonder hoofdletters, want soortnaam), vonden we ‘shag’ en ‘hoppa!´ bij nader inzien te modern en veranderden we die in ‘tabak’ en ‘huppakee’, vonden we ‘kankeren’ te grof klinken uit de mond van een dame van stand (dan liever ‘zeuren’) en onderwierpen we de functieaanduidingen van het rechtbankpersoneel aan het einde van het boek nog eens aan een extra kritische blik. Al die duizenden doorgehakte knoopjes hebben geleid tot de vertaling die er nu ligt.
Vijf A4’tjes vol, ik krijg het al benauwd als ik eraan denk. Het lijkt me erg lastig om dan nog aan echt vertalen toe te komen. Maar boeiend om erover te lezen, dus dank voor dit uitvoerige verslag!
Leuk stuk om te lezen! Ik ben stiekem wel benieuwd naar dat ‘handvest’. Dank voor het kijkje in de keuken.
Wat een sfeervol blogstuk, en wat een feest der herkenning / uitstekende tips als het om eigendom/eigenschap als onderwerp, juxtaposition en ’to’-constructions gaat. Jullie zijn heel zorgvuldig met het tijdsbeeld en register omgegaan. Volantjurk, fantastisch! 🙂
Annelies
Erg boeiend inderdaad, en wat een mooie oplossingen, dank!