De voorlezer van 6:27 van Jean-Paul Didierlaurent, vertaald door Richard Kwakkel en uitgegeven bij Xander (oorspronkelijke titel: Le liseur du 06h27).
Jean-Paul Didierlaurent leerde schrijven op de lagere school, ‘net als de meeste andere mensen’. Hij werd geboren in de Vogezen, studeerde Marketing & Communicatie, werkte een tijdje in Parijs, maar keerde terug naar de bergen om pas als late dertiger, via schrijfwedstrijden, de schrijver in zichzelf te ontdekken. Twee van zijn novellen werden bekroond met de Prix international Hemingway: Brume (2010) en Mosquito (2012). De voorlezer is zijn eerste roman, en meteen een internationaal succes, want de rechten werden al voor verschijning in Frankrijk verkocht aan uitgevers in ruim 85 landen. ‘Ik leef mijn droom,’ zegt hij in een interview met Catherine Fruchon-Toussaint op Radio France internationale.
Het boek
In een buitengewoon charmante stijl schildert Didierlaurent een paar weken uit het leven van Guylain Vignolles, een schuchtere boekenliefhebber die, o wrede ironie, in een pilon werkt, een fabriek waar onverkochte boeken bij tonnen tegelijk tot pulp worden verwerkt. Hij leidt een teruggetrokken bestaan in een Parijse voorstad, in een eenkamerappartement dat hij alleen deelt met een generatie goudvissen. Hij reist dagelijks met grote tegenzin met de RER naar zijn werk, maar eenmaal in de trein verandert de bedeesde Guylain in een entertainer pur sang. Hij neemt plaats op een klapstoeltje en leest zolang de treinreis duurt hardop voor uit werk dat hij voor vernietiging heeft behoed.
Het boek wordt wel vergeleken met Le fabuleux destin d’Amélie Poulain, de met Césars en Academy Awards overladen film van Jean-Pierre Jeunet uit 2001. Het leven van de jonge vrouw die daarin de hoofdrol speelt, vertoont inderdaad enige overeenkomsten met dat van Didierlaurents protagonist: ze leidt door gebeurtenissen uit haar jeugd een eenzaam bestaan en de vondst van de levensbeschrijving van een ander brengt een ingrijpende verandering in haar leven teweeg. Bij Amélie is dat een blikje met daarin de herinneringen van een vorige bewoner van haar appartement, bij Guylain een usb-stick van een toiletjuffrouw die met haar vermakelijke relaas zijn hart steelt. Zelf vergelijk ik De voorlezer graag met Vissen veranderen bij kou van zwemrichting van Pierre Szalowski, een ander goed-gevoelboek, dat in 2011 verscheen.
Vertaalproblemen
De sympathieke dertiger werd vroeger op school veel gepest met zijn naam, Guylain Vignolles, die zelfs door de fantasiearmste pestkoppen eenvoudig tot vilain guignol kon worden verhaspeld, lelijke janklaassen. Daarmee diende zich meteen het eerste vertaalprobleem aan. De Nederlandse uitgever had in zijn enthousiasme over het boek namelijk al voorpublicaties gedrukt waarin die naam werd gehandhaafd. Ik ging dus wanhopig op zoek naar een Frans(ig) scheldwoord dat voor Nederlanders en Vlamingen die geen Frans beheersen – en dat zijn er nogal wat – goed te begrijpen was, door scholieren kon worden uitgedacht en toch uit de letters G U Y L A I N V I G N O L L E S bestond. Een hopeloze opgaaf. Mijn oplossing van een hoofdpersoon met een andere, voor Nederlandstaligen eenvoudiger tot scheldwoord te verhaspelen naam – Norman Decorne of René Connomard in connard énorme, bijvoorbeeld – kon de prullenbak in. Ik heb uiteindelijk de letterlijke vertaling, ‘lelijke janklaassen’, gelukkig ook in het Nederlands een scheldwoord, in de vertaling moeten moffelen.
Het andere Grote Vertaalprobleem diende zich aan in de persoon van Yvon Grimbert, de bewaker van het bedrijfsterrein waar Guylain zijn werkzame leven slijt, en die zijn grote passie voor klassieke auteurs als Voltaire, Racine en Corneille uit door slechts in alexandrijnen te spreken. En iedere vertaler weet dat je ‘flow’ wreed wordt verstoord door verzen en gedichten, meer in het algemeen door elke vorm van rijm- en dichtkunst. Dat geldt ook voor alexandrijnen, zeker als ze voorkomen in kwatrijnen. Een alexandrijn is ‘een zesvoetige jambe, veelal met een diaeresis (pauze, syntactische grens) na de derde versvoet, in de renaissance veelvuldig toegepast,’ als ik Verkruijsse, Struik, Van Bork en Vis in hun Letterkundig lexicon voor de neerlandistiek even mag citeren. Een alexandrijn bestaat uit drie jamben per hemistiche, of halve versregel, door een cesuur gescheiden van de volgende hemistiche, onbeklemtoond, beklemtoond, da DUM da DUM da DUM, rust, da DUM da DUM da DUM. En dat in kwatrijnen van vier alexandrijnen, veertien in totaal.
‘Een alexandrijn is recht als de kling van een zwaard, gemaakt om rechtstreeks doel te treffen. Je zegt het niet op als een simpel versje, je draagt het staande voor. Je borstkas moet ruimte hebben om de woorden kracht te geven. Je moet de woorden met flair aaneenrijgen,’ legt Yvon uit, en, o ja, ‘elke hemistiche reciteren alsof je de liefde bedrijft.’
De bui hij trekt voorbij, zo duister en gezwind,
De hagelstenen rof’len, als waren zij van grind.
Als vertaler van al dat ritmisch geweld sluit ik graag af met een van de laatste alexandrijnen:
Geluk zo groot en diep, viel mij nog nooit ten deel.
Ik benijd je niks met al dat dichterlijke werk! Leuk stuk en volgens mij wordt dit ook een boek dat ik op mijn Sinterklaaslijstje ga zetten!
Sylvie Hoyinck
Dank voor je ta Dum ta Dum, zo kon ik er tenminste een touw aan vastknopen. Maar wat een heerlijke klus moet dat zijn geweest, een voldoening als zoiets lukt (wat hier zo te lezen wel het geval was).
Ik was verwonderd over het feit dat Le liseur alzo vroeg vertaald en uitgegeven was. Ik was met vertalen begonnen al heb ik dat nooit eerder gedaan
Ik zie slecht dus ik maak tikfouten. Geniet van verschillen en overeenkomsten in de vertaling van de eerste pagina’s.