Juan Goytisolo (1931) is auteur van een omvangrijk oeuvre, zowel fictie als non-fictie, die bekend staat als een fervent criticus van de huidige tijd en van het hedendaagse Spanje. In het dagblad El País van 15 maart 2014 richt hij zijn pijlen op de literatuurkritiek in de Spaanse media. Naar mijn mening ook buiten de grenzen van Spanje van toepassing. Ik wil mijn collega-vertalers de volledige tekst van zijn column niet onthouden.
‘Boeken die al gelezen zijn aleer ze zijn geschreven.’ Onder die noemer schaarde Italo Calvino de overgrote categorie boeken van wat vandaag met recht de boekenindustrie wordt genoemd. Een ononderbroken stroom van uitgaven die gekocht worden door een publiek dat popelt om te herkennen wat het al kent, de afgebakende paden te bewandelen die het al tientallen keren heeft bewandeld. Daarbij kan het rekenen op de exquise begeleiding van een bepaald soort kritiek in de media, die slechts geïnteresseerd is in de dernier cri of, beter gezegd, in de vluchtige actualiteit van de bedoelde handelswaar.
Een citaat van Roman Jacobson over de terminologische verwarring tussen literaire studies en deze zogenaamde kritiek is hier op zijn plaats. Volgens deze grote Russische taalkundige, die tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog actief was in de Praagse Kring, vervangt die zogenaamde kritiek ‘de beschrijving van de intrinsieke waarden van een literair werk door een subjectief goed- of afkeurend oordeel’. Dat persoonlijke oordeel, dat in het beste geval gebaseerd is op innerlijke gevoelens en emoties van de recensent (waarbij ik de kritieken die berusten op opportunisme of op onderwerping aan de wetten van de markt terzijde laat), resulteert in een serie kwalitatieve adjectieven die na een tijdje terug te vinden zijn in de advertenties voor dat zogenaamd geanalyseerde werk. Laat ik u een kleine staalkaart daarvan uit een bekende literaire bijlage voorleggen: ‘aangrijpend’, ‘indrukwekkend’, ‘opwindend’, ‘meesterlijk’, ‘een voltreffer’ (ik hoop dat de auteur van de betreffende kritiek uit voorzorg een helm en harnas had aangetrokken), enzovoorts. In al die ‘kritieken’ zullen we vergeefs zoeken naar een studie van de verhaalstructuur van het boek; het enige dat we aantreffen is een persoonlijke waardering van de plot conform de thema’s waarvoor de kandidaten voor de top-10-lijsten hebben gekozen.
Boeken die al gelezen zijn aleer ze zijn geschreven beslaan een uitgebreid thematisch register: romans over zwaardvechters en piraten overgoten met een Hollywoodsausje; verheven verhalen zoals mijn overgrootmoeder van moederszijde, Maria Mendoza2, schreef; zwarte of rouwgekleurde romans; episodes uit de nationale geschiedenis zonder het meesterschap van Galdós3; ‘weer zo’n verdomde roman over de Burgeroorlog!’ (laten we Isaac Rosa dankbaar zijn voor de titel van de zijne4). De gemiddelde criticus (kan men literair criticus zijn als men doof is voor de muziek van de woorden?) put zich uit in loftuitingen over het product dat hij de naïeve consument voorschotelt. In het beste geval deugt de door het lezerspubliek omarmde roman vanwege zijn documentaire waarde, d.w.z. vanwege een zekere geloofwaardigheid die beoogt de werkelijkheid na te bootsen. Gewoonlijk zelfs dat niet. Niet geïnteresseerd in de problemen van taalkundige aard die worden opgeworpen door elk werk dat literaire ambities heeft, benadrukt de recensent van dienst, gelet op zijn beroep op gemeenplaatsen en staande uitdrukkingen, slechts zijn eigen oordelen. De een na de ander lijken ze te refereren aan een en hetzelfde boek, in zoverre het geschrevene over het ene werk, met hier en daar een paar wijzigingen, toegepast kan worden op alle overige.
Onderzoekers en liefhebbers van literatuur, dat wil zeggen degenen die gevoelig zijn voor de poëtische functie van de taal en voor de evolutie van de verhaalvormen sinds Cervantes, verwarren actualiteit niet met moderniteit. Evenmin lenen ze zich ervoor een product te promoten dat door een te lang verblijf in de koelkast smakeloos is geworden. Het publiek en de individuele lezer zijn twee verschillende dingen en elk van hen neemt het boek ter hand overeenkomstig zijn kennis en zijn vermogen om appels van peren te onderscheiden. Hoezeer in de minderheid ook, Joyce en Arno Schmidt hebben lezers, Kate Morton en haar soortgenoten niet.
Noten
1. Vertaald en van een inleiding voorzien door Peter Gelauff.
2. María Mendoza de Vives (1824-1894), Spaanse ‘tweederangs’-schrijfster van burgerlijk-romantische proza en poëzie.
3. Benito Pérez Galdós (1843-1920): vooraanstaand Spaans auteur, bekend om zijn aanvankelijk naturalistische, later realistisch platte schrijfstijl.
4. Isaac Rosa(1974-): hedendaags Spaans auteur, schreef in 2007 Weer zo’n verdomde roman over de Burgeroorlog!