De Wertheims (Yesterday’s Streets) door Silvia Tennenbaum, uit het Engels vertaald door Josephine Ruitenberg & Emmy van Beest, uitgegeven door Nieuw Amsterdam, 2013.
De wonderlijke weg van een boek
Silvia Tennenbaum is tien jaar als ze met haar moeder en stiefvader op de Nieuw Amsterdam stapt om naar Amerika te gaan, op de vlucht voor de naziterreur in Duitsland. We schrijven het jaar 1938.
Veertig jaar later, in 1978, publiceert ze haar eerste boek. Rachel, the Rabbi’s Wife, dat nogal controversieel is door de openhartige seks en de niet altijd flatteuze beschrijvingen van de joodse gemeente waarbinnen het boek zich afspeelt. In 1981 volgt Yesterday’s Streets. Dat wordt redelijk goed ontvangen, maar slaat niet erg aan bij het grote publiek waarvoor het, volgens een recensie too delicately detailed is, te subtiel, terwijl het voor een literair boek not serious enough is. Wel wordt het snel daarna in Duitsland uitgegeven als Strassen von gestern.
Nederlandse uitgevers ontdekken het boek dertig jaar later doordat het centraal staat in ‘Frankfurt liest ein Buch’. In 2012 koopt uitgeverij Nieuw Amsterdam (dezelfde naam als het schip waarmee Silvia is geëmigreerd) de vertaalrechten en onlangs is het boek gepubliceerd als De Wertheims, twee oorlogen, één familiegeschiedenis.
Korte inhoudsbeschrijving
Silvia Tennenbaum heeft met De Wertheims de geschiedenis van haar Duits-Joodse familie vastgelegd, maar in de vorm van een roman. Hoewel het verhaal in grote lijnen gebaseerd is op bestaande mensen en gebeurtenissen, is het geen rechttoe, rechtaan verslag maar heeft ze haar verbeelding gebruikt om alle situaties zo levendig te schetsen dat het lijkt of je er zelf bij bent geweest. De dialogen zijn bijvoorbeeld ijzersterk, ook al kan ze die in werkelijkheid nooit hebben gehoord.
Het boek begint in 1903, als de kleine Lene wordt geboren. De familie is dan nog compleet, met aan het hoofd de patriarch Moritz en zijn vrouw Hannchen. Ze zijn geassimileerde Joden die behoren tot de gegoede middenklasse van Frankfurt en de normen en waarden van de Duitse samenleving delen. Ze hebben vijf zoons. Eén zoon is het zwarte schaap en verdwijnt algauw uit het beeld. We volgen het leven en de lotgevallen van de andere vier en, voor zover ze getrouwd zijn, hun vrouwen, kinderen en aangetrouwde familieleden. De hoofdstukken zijn chronologisch en dragen als titel het jaar waarin ze spelen: 1903, 1913, 1918, 1923, 1928, 1933, 1938, 1939-1945. Historische feiten zijn op een functionele manier door het verhaal geweven.
Moritz en Hannchen Wertheim zijn er trots op dat ze zijn ontsnapt uit het getto. De Frankfurtse Judengasse was een van de oudste getto’s in Europa en werd als een van de laatste opgeheven. Ook daarna golden er nog allerlei beperkingen voor Joden in Frankfurt en pas in 1864 kregen ze het volledige burgerrecht. Tegen die achtergrond is het goed voor te stellen dat de Wertheims zich eindelijk volwaardig en geaccepteerd voelen. Maar het antisemitisme is blijven bestaan, niet eens versluierd. We lezen hoe hun jongste zoon Eduard daarmee wordt geconfronteerd wanneer hij tijdens de Eerste Wereldoorlog als officier in het leger dient.
In het verleden was het voor een Jood vrijwel onmogelijk geweest om officier te worden. De mannen die dat nu dankzij de oorlog wel was gelukt, moesten allemaal op hun eigen manier leren omgaan met het antisemitisme van hun medeofficieren. Edu deed dat, zoals zijn gewoonte was, door zich in zichzelf terug te trekken. [pag. 108]
In 1923 trouwt Emma, de oudste kleindochter, met een Pruisische cavalerist. Haar dementerende aanstaande schoonmoeder verstoort het bruiloftsdiner.
‘Judenfrass!’ – Jodenvreten – kraaide de oude vrouw plotseling luid genoeg om door de meeste gasten aan tafel gehoord te worden. Ze had in de loop van de avond al een paar keer in zichzelf geschetterd als een merel die op een tak neerstrijkt, en met haar hand door de lucht gewapperd alsof ze braamtakken uit haar gezicht streek. (…)
‘Moeder!’ waarschuwde Otto haar vanaf de andere kant van de tafel. Zijn stem klonk niet alleen streng, maar ook angstig.
‘Joden!’ riep de oude vrouw, en het hele gezelschap viel stil. ‘Ze zijn de ondergang van ons land, laten ons volk van de honger omkomen, vreten zich vet als varkens.’ [pag. 253]
Met elk nieuw hoofdstuk neemt de beklemming toe. Terwijl de personen in het boek liefhebben, trouwen, reizen, kinderen krijgen, kunst kopen, musiceren of naar Israël emigreren groeit het ’tuig’ van de bruinhemden onder leiding van Hitler uit tot een grote volkspartij. Sommige leden van de familie onderkennen al snel het gevaar, maar er zijn er ook die het onderschatten of menen dat ze door verdiensten in de oorlog en een gemengd huwelijk gevrijwaard zullen zijn van vervolging.
Het lot van de achterblijvers is bitter, maar ook de zoon die naar Amsterdam is gevlucht, kan niet aan de nazi’s ontkomen.
In het laatste hoofdstuk lezen we dat Clara – het alter ego van de schrijfster – haar naam in Claire verandert omdat ze Amerikaanse wil worden, maar hoe jong ze ook is, het verleden achtervolgt haar in de vorm van een brief van haar achterneef Benno. Die brief bevat een ooggetuigenverslag van de gruwelen die hij heeft gezien toen hij als Amerikaans soldaat Buchenwald bevrijdde.
We kennen het verhaal, maar dat maakt deze brief niet minder aangrijpend. Zoals de journalist Paul Leopold, een van de personages uit het boek zegt, is alleen fictie in staat het ergste te tonen.
Ik heb ontdekt dat ik geen verslag kan uitbrengen van de huidige gebeurtenissen. Die zijn zo verschrikkelijk dat ze zich niet meer laten interpreteren. Ik ben aan dit boek begonnen op de dag nadat de moffen Wenen binnenmarcheerden. Ze werden begroet door tienduizenden van mijn landgenoten, die allemaal uitzinnig van vreugde met een hakenkruisvlag zwaaiden. Ik daarentegen moest in het holst van de nacht vertrekken, met de laatste trein, en kon alleen de kleren meenemen die ik aanhad. Tijdens die reis heb ik ingezien dat wat ik wil zeggen alleen door middel van fictie gezegd kan worden, dat onze situatie alleen naar waarheid beschreven kan worden in de vorm van een allegorie. [pag. 440-441]
Wat maakt dit zo’n bijzonder boek
Ondanks het thema van de Jodenvervolging is het geen somber boek geworden. Dat is te danken aan de observerende en soms ironische stijl van de schrijfster, die nergens sentimenteel of loodzwaar wordt. Midden in de duisternis, in 1933, als Hitler aan de macht is gekomen en de repressie in alle hevigheid toeslaat, ontstaat er een roerende liefdesgeschiedenis tussen de oudere Jacob en de bij hem ondergedoken Lore. We krijgen bovendien een genuanceerde kijk op de niet-Joodse Duitsers. Niet iedereen heulde in die tijd met Hitler en er was wel degelijk openlijk of stil verzet. De (arische) kokkin en gouvernante trekken zich niets aan van het verbod om voor Joden te werken en blijven de familie tot het bittere einde trouw. De dialogen, dat schreven we al, zijn vaak levensecht en niet zonder humor.
Het boek is ook bijzonder door de veelheid aan personages, variërend van de conservatieve, zelfingenomen Eduard tot de strijdbare, hartelijke Eva, van de mondaine Siegmund tot de slordige kamergeleerde Jacob, en van de gekwelde Emma tot de levenslustige Lene. Het zijn allemaal mensen van vlees en bloed. Al deze levens krijgen diepte tegen de achtergrond van de grotere geschiedenis.
Het boek beschrijft niet alleen de politieke ontwikkelingen, maar geeft ook een goed beeld van de veranderende levensstijl en de moderne kunst in de eerste helft van de twintigste eeuw. Eduard, een van de hoofdpersonen, is kunstverzamelaar. Sommige personen figureren onder hun eigen naam, zoals Bernard Berenson, een toonaangevende kunsthistoricus uit die tijd. Anderen zijn ‘versleuteld’, zoals Manfred Solomon, de stiefvader van Clara, die in werkelijkheid de bekende dirigent Hans Wilhelm (William) Steinberg was. Bij toeval hebben we ook ontdekt dat de kritische journalist Paul Leopold waarschijnlijk is gemodelleerd naar de bekende schrijver Joseph Roth. Al die informatie, onopvallend verwerkt in het geheel, zorgt voor een bijzonder boeiende leeservaring.
Het is niet alleen een prachtig boek om te lezen, maar ook het werken eraan was geweldig. Als je een boek vertaalt, gaat de tekst zeker een keer of drie, vier door je handen. Terwijl een ander boek na zo’n intensieve behandeling wel eens gaat vervelen, konden we dit maar niet loslaten. Tot het eind toe bleven we eraan schaven en slijpen. Toch komt er altijd het moment dat je je ‘kindje’ los moet laten in de hoop dat het zijn weg naar de lezers zal vinden.
De eerste stapjes in de buitenwereld waren in elk geval veelbelovend.
De Wertheims werd bij De wereld draait door uitverkozen tot boek van de maand april 2013.