De Vlaamse Auteursvereniging (VAV) deed in de tweede helft van 2011 onderzoek naar de inkomenspositie van literair vertalers in Vlaanderen. Ze raadpleegde het eigen ledenbestand en verzamelde verder nog namen bij het Vlaamse Fonds voor de Letteren en het Expertisecentrum Literair Vertalen (ELV). Van de 88 benaderde vertalers stuurden 31 een ingevulde enquête terug. Om de kille cijfers in een breder kader te kunnen plaatsen, namen de onderzoekers bovendien 10 interviews af. Het onderzoeksverslag Inkomensonderzoek bij literaire vertalers in Vlaanderen verscheen in december 2011.
Wat is een literair vertaler?
In de meeste Europese landen is een literair vertaler een vertaler die boeken vertaalt. Literatuur heeft dan de brede betekenis van ‘het geheel der schriftelijke overlevering van een volk of een tijd’.1 In Nederland en Vlaanderen ligt dat iets anders. In Nederland wordt onderscheid gemaakt tussen literair en niet-literair vertalers, waarbij die eerste groep literatuur in de beperkende betekenis van schone letteren vertaalt en de tweede groep boeken die niet onder die noemer vallen. Dat kan fictie en non-fictie zijn.
Ook de VAV hanteerde bij haar onderzoek een tweedeling, waarbij evenwel alle fictie anders dan in Nederland als ‘literair’ werd aangemerkt. Dezelfde criteria hanteert de vereniging ook bij haar toelatingsbeleid, omdat ze het met haar beperkte middelen verstandiger acht zich te specialiseren in het literaire segment.
In dat opzicht onderscheidt de VAV zich dus van haar zustervereniging in Nederland, de Vereniging van Letterkundigen, die sinds mei 2011 met de Werkgroep Algemeen Boekvertalers ook voor de belangen van niet-literair vertalers opkomt.
De gemiddelde Vlaamse literair vertaler
is net als zijn Nederlandse collega een hoogopgeleide 50-plusser met ongeveer vijftien jaar ervaring. Ruim de helft studeerde een taal, een derde vertaalkunde. Ongeveer de helft van de respondenten volgde aanvullend onderwijs. Mannen zijn in het VAV-onderzoek licht oververtegenwoordigd, wat niet overeenkomt met de onderzoeksresultaten in de bundel Literair vertalen: van twee kanten bekeken, die Kris Humbeeck en Francine Smink in 2008 in opdracht van Taalunie en ELV samenstelden.2 Daaruit bleek dat zowel in Nederland als Vlaanderen zes op de tien literair vertalers vrouwen zijn. Onze eigen enquête in 2009 wees uit dat op de e-mailgroep Boekvertalers acht van de tien vertalers een vrouw is. De conclusie dat onder niet-literair vertalers vrouwen sterk oververtegenwoordigd zijn, lijkt in datzelfde onderzoek te worden bevestigd door het gegeven dat meer mannen dan vrouwen altijd het Modelcontract kregen.
Waar de meeste Nederlandse vertalers het Engels als brontaal opgeven, vertalen de meeste Vlaamse literair vertalers uit het Frans. Humbeeck en Smulders stelden in 2006 ook vast dat ‘Vlamingen meer uit het Frans [vertalen] dan hun Nederlandse collega’s (33% tegenover 9,5%), terwijl Nederlanders meer uit het Engels vertalen dan hun Vlaamse collega’s (57,8% tegenover 33,3%)’. Voor Vlamingen waren Duits en Italiaans belangrijker brontalen, voor Nederlands Spaans en Portugees.3
Opvallend is dat meer dan de helft van de Vlaamse literair vertalers poëzie vertaalt, een vijfde zelfs in hoofdzaak. Ook vertalen ze meer klassiekers dan hun Nederlandse collega’s. Vermoedelijk omdat het modieuze randstadidioom dat hun noordelijke collega’s wel machtig zijn daarin een minder grote rol speelt. Als reden geven de vertalers bovendien zelf op dat uitgevers voor dergelijk vertaalwerk minder krappe deadlines hanteren, wat in het voordeel kan werken van de Vlamingen, die niet zelden in deeltijd vertalen.
Een kleine derde van de Vlaamse literair vertalers werkt vrijwel uitsluitend voor Vlaamse uitgevers, een grote derde alleen voor Nederlandse. De geïnterviewde vertalers denken dat Nederlandse uitgevers eerst landgenoten benaderen voor een opdracht en pas in tweede instantie hun heil bij Vlaamse vertalers zoeken. Nederlandse opleiders en Nederlandse co-vertalers zouden de argwaan van Nederlandse uitgevers en de angst voor vlamismen kunnen wegnemen, al wijst de VAV er in haar afsluitende aanbevelingen ook op dat het wat, hoe en waarom van de dominantie van het Noord-Nederlands aan de kaak moet worden blijven gesteld. Een probleem dat ‘Nederbelg’ Rokus Hofstede ook aansnijdt in het literaire tijdschrift Filter (een artikel dat ook te lezen is op HofHaan, het weblog van Rokus Hofstede en Martin de Haan).4
Alle begin is moeilijk
Dat geldt ook voor Vlaamse literair vertalers. Het kost veel moeite een eerste opdracht in de wacht te slepen, ook in minder gangbare taalparen. Voor bijna de helft van de Vlamingen is zo’n eerste opdracht inderdaad een boek, voor een bijna even grote groep echter een vertaling in een literair tijdschrift. De geïnterviewde vertalers wijzen er wel op dat mondige vertalers een streepje voorhebben op hun meer ingetogen collega’s. Netwerken is belangrijk, want namedropping sorteert meer effect dan een goed gevuld cv. De mentoraten van het ELV spelen op dit gebied ook een belangrijke rol. Volgens eigen onderzoek van het ELV, Omkijken en vooruitzien, gaf ruim 80 procent van de Vlaamse respondenten aan dat de activiteiten van het centrum in dat opzicht waardevol waren geweest, tegen ruim 70 procent van de Nederlanders. Volgens deelnemers aan de ELV-activiteiten komt dat niet alleen door de contacten die werden gelegd, maar ook door het gegroeide inzicht in de eigen vertaalkwaliteiten en omdat het goed was voor hun zelfvertrouwen.5
De door de VAV geïnterviewde vertalers zouden het beginnend vertalers afraden met een boek dat ze graag vertaald wilden zien op een uitgever af te stappen. Uit het ELV-onderzoek, dat ook aandacht besteedde aan de verschillen tussen Nederlandse en Vlaamse literair vertalers, komt naar voren dat Vlaamse vertalers minder snel zélf contact leggen met een uitgever: een kleine 30 procent van de Vlamingen gaf aan dat te doen, tegen bijna 45 procent van de Nederlanders.6
Literair vertalers zijn enthousiast over de mogelijkheden die op het gebied van opleiding worden geboden en kijken reikhalzend uit naar de start van de master literair vertalen. Ze missen echter opleiding en begeleiding op het zakelijke vlak.
Een handjevol fulltimers
Slechts een vijfde van de literair vertalers in Vlaanderen oefent naast vertaalwerk geen ander beroep uit. Karel Verhoeven schreef op 26 januari 2007 in De Standaard deluxe onder de kop Literaire calimero’s dat er in Vlaanderen hooguit een dozijn literair vertalers voltijds aan het werk is, maar alle voor het VAV-onderzoek geïnterviewde vertalers vinden dat een te hoge schatting en denken dat de fulltime literair vertalers in Vlaanderen op de vingers van één hand te tellen zijn. Ruim de helft doet iets anders in hoofdberoep. De deelnemers aan het VAV-onderzoek werken gemiddeld 44 uur per week, waarvan ongeveer de helft als literair vertaler. Voor de deeltijdvertalers betekent dat andere beroep financiële zekerheid. Dat er minder tijd over blijft voor vertalen, ervaren ze als een gemis. Een gevolg is bovendien dat ze minder ervaring opbouwen.
De vertalers in hoofdberoep werken gemiddeld 46 uur per week. Fulltimevertalers geven aan dat ze gemiddeld (afhankelijk van de moeilijkheidsgraad van brontekst en -taal) niet meer dan drie boeken, of 200.000 woorden per jaar aankunnen, meer zou ten koste gaan van de kwaliteit. Voor poëzievertalers gelden andere cijfers.
Bijna tweederde van de deelnemers vult het inkomen aan met literaire nevenactiviteiten. Ze geven workshops en lezingen, maken recensies en leesrapporten of doen redactiewerk. Het honorarium voor veel nevenactiviteiten, zoals redactie en leesrapporten, staat niet in verhouding tot de geïnvesteerde werkuren. Vertalers doen het alleen om aan het werk te blijven, contacten te onderhouden en hun cv aan te vullen.
Smalle beurs
De overgrote meerderheid van literair vertalers in Vlaanderen kan niet rondkomen van hun literaire activiteiten, maar zou dat wel graag willen. Slechts een vijfde geeft aan wel de eindjes aan elkaar te kunnen knopen, maar van die groep ontvangt ruim 80 procent subsidie.
Het Modelcontract voor de uitgave van een vertaling van een literair werk kent een ‘redelijk en gangbaar tarief’, maar dat contract wordt alleen gehanteerd door een aantal Nederlandse uitgevers. Overleg tussen VAV en VUV, de Vlaamse Uitgeversvereniging, heeft inmiddels geleid tot een Vlaams Modelcontract, maar dat is alleen van toepassing op oorspronkelijk Nederlandstalige uitgaven. De VAV streeft wel naar een gelijksoortig contract voor vertalingen. Vooralsnog kunnen vertalers die voor Vlaamse uitgevers werken dus niet het Modelcontract als basis in de onderhandelingen leggen. Overigens zijn alle respondenten het erover eens dat het ‘redelijke en gangbare tarief’ bleek afsteekt bij de tarieven van technisch en commercieel vertaalwerk, hoewel die de laatste jaren ook sterk onder druk staan.
Poëzie vertalen is bij de gangbare woordprijs in dat literaire segment ‘liefdewerk’.
Gemiddeld ontvingen de Vlaamse literair vertalers die deelnamen aan de enquête inclusief royalty’s ruim € 4.500 netto per jaar. Respondenten die vertalen als hoofdberoep uitoefenen, hielden er inclusief royalty’s gemiddeld € 7.000 netto aan over. Reprobel int ‘reprografierechten’ en leenrecht. Ruim de helft van de deelnemers geeft echter aan geen vergoeding voor reprografie- en leenrecht te hebben ontvangen, mogelijk omdat ze niet op de hoogte zijn van die rechten. Wie wel wat op zijn rekening kreeg bijgeschreven, moest genoegen nemen met gemiddeld € 431, vertalers in hoofdberoep ongeveer dertig euro meer.
Ongeveer de helft van de respondenten ontving subsidie, gemiddeld bedroeg die € 6.141 per jaar. Vertalers in hoofdberoep kregen ruim zeshonderd euro meer, waarmee subsidie voor die groep dus een verdubbeling van het jaarinkomen betekent. Een aantal deelnemers plaatst vraagtekens bij de huidige beoordelingsprocedure en pleit ervoor bij de beoordeling van ‘eerdere vertaalprestaties’ een langere termijn aan te houden, bijvoorbeeld alle vertalingen in de laatste drie jaar. Een aantal respondenten vraagt zich bovendien af of het subisidieregime niet kan worden uitgebreid naar ‘minder literaire genres’, bijvoorbeeld (literaire) thrillers.
Zoals we eerder al zagen, heeft ruim de helft van de Vlaamse literair vertalers een baan naast het vertalen, meestal als ambtenaar of docent. 40 procent van de deelnemers aan het onderzoek vult het literaire werk aan met technische vertalingen als brochures, websites, gidsen, etc. Een kwart van de respondenten is financieel afhankelijk van een partner.
Ervaring wordt niet vertaald in een hogere beloning. Dat heeft te maken met vaste woordprijzen en maximaal haalbare vertaalvolumes, maar ook met de hoogte van subsidies. De VAV is van mening dat de staat van dienst van een vertaler extra aandacht moet krijgen.
Zichtbaarheid, bewustmaking en bewustwording
De CEATL, de Europese Raad van Organisaties voor Literair Vertalers, concludeerde in 2008 al op grond van eigen onderzoek dat de positie van literair vertalers in veel Europese landen ‘catastrofaal’ is. Onze eigen enquête onder leden van de lijst Boekvertalers leidde tot diezelfde slotsom. De resultaten van het VAV-onderzoek tonen aan dat Vlaamse literair vertalers er eigenlijk nog slechter aan toe zijn dan hun Nederlandse collega’s.
‘Het marktinkomen van vertalers blijft […] ver achter bij hun opleidingsniveau, hun creatieve inspanning en de geleverde tijdsinvestering,’ lezen we in het vertaalpleidooi *Overigens schitterend vertaald.7 Dat geldt voor alle Europese landen, leert het CEATL-onderzoek, maar zeker ook voor Vlaanderen en Nederland, waar de tarieven in vergelijking met de rijkste Europese landen tot de laagste behoren, al kent het Nederlandse taalgebied een uitgebouwd subsidiesysteem. Het is voor beginnend vertalers moeilijk om opdrachten in de wacht te slepen, de beloning blijft ver achter bij wat redelijk is, dus het hoeft geen verbazing te wekken dat de beroepsgroep vergrijst. De VAV hamert in de aanbevelingen waarmee ze haar rapport afsluit daarom op zichtbaarheid, bewustwording en bewustmaking. Zichtbaarheid en bewustwording van vertalers, bewustmaking van opdrachtgevers.
Vertalers moeten leren inzien dat ze de handen ineen moeten slaan. ‘Een verenigd front heeft een sterkere onderhandelingspositie,’ schrijft de VAV8, die aan die bewustwording van vertalers haar steentje bijdraagt door vertalers te informeren over hun rechten, over ‘gangbare en redelijke’ tarieven, maar ook over opleidingsmogelijkheden. Ze probeert opdrachtgevers ervan te doordringen dat literair vertalen een vak is dat specifieke eisen stelt aan de vaardigheden van vertalers en dat die vaardigheden passend moeten worden beloond. Ze wil daarom binnen afzienbare tijd met de Vlaamse Uitgeversvereniging om de tafel gaan zitten voor besprekingen over een ‘verplichtend Vlaams modelcontract’ voor vertalingen. Ook schenkt ze bijzondere aandacht aan de symbolische waardering en zichtbaarheid van vertalers en hun werk, zoals naamsvermelding op websites van uitgevers, maar ook in recensies. Vertalers hebben op dat punt zelf ook een verantwoordelijkheid.
Noten en bronnen
- Boon, C.A. den, D. Geeraerts (red.), Van Dale Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal, 14, Van Dale Lexicografie, 2005.
- Humbeeck, Kris en Francine Smink, Literair vertalen: van twee kanten bekeken – vertalers en uitgevers aan het woord, Nederlandse Taalunie, Expertisecentrum Literair Vertalen, 2008; p. 12
- Humbeeck en Smink, op cit: 12.
- Rokus Hofstede, De paradox van Denissen, Filter 14-1, 2007
- Expertisecentrum Literair Vertalen ism Nederlandse Taalunie, Omkijken en vooruitzien – Rapport ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het Expertisecentrum Literair Vertalen 2001-2011, (binnenkort online beschikbaar); p. 34.
- ELV en NTU, op cit: 45.
- Haan, Martin de, Rokus Hofstede (basistekst), *Overigens schitterend vertaald, Expertisecentrum Literair Vertalen/ Taalunie, 2008; p. 15.
- Vlaamse Auteursvereniging, Inkomensonderzoek bij literaire vertalers in Vlaanderen, 2011; p. 32.