Portret van een dode man door Sarah Hall, vertaald door Wim Scherpenisse en verschenen bij Anthos (oorspronkelijke titel: How to Paint a Dead Man).
Dit is het derde boek van Sarah Hall dat in het Nederlands verschijnt. Haar eerste roman die in Nederland verscheen, was De Michelangelo van Coney Island (in 2005, vertaald door Liesbeth Teixeira de Mattos), een rijke, gelaagde roman over een tatoeagekunstenaar. In 2008 volgde De vrouwen van Carhullan (door mij vertaald), een grimmige feministische toekomstfantasie.
En nu is er dus Portret van een dode man. Het is Halls meest complexe roman tot nu toe, waarin ze blijk geeft van een indrukwekkend compositietalent. Het boek heeft niet minder dan vier hoofdpersonen en een groot aantal bijfiguren, die voor een deel een rol spelen in elkaars verhalen. Het boek doet in die zin enigszins denken aan beroemde ensemblefilms zoals Magnolia van Paul Thomas Anderson en Short Cuts van Robert Altman. Qua detaillering en verwevenheid van de verhaallijnen heeft Hall in ieder geval een formidabele prestatie geleverd, al was het alleen maar omdat haar vier verhalen samen zowat een halve eeuw omspannen (ieder personage leeft in zijn eigen tijd, maar er is wel overlap).
De vier stemmen
De vier hoofdpersonages zijn een Italiaanse schilder die aan het eind van zijn veelbewogen leven is gekomen, een blind meisje dat is opgegroeid in hetzelfde dorpje als de schilder, een Noord-Engelse landschapsschilder die ooit brieven schreef aan de Italiaan, en de dochter van de Engelse schilder, die in Londen een expositie organiseert gewijd aan twintigste-eeuwse Europese meesters… onder wie de Italiaan. In alle verhalen speelt de dood op verschillende manieren een belangrijke rol.
Het meest intens is het verhaal van de dochter die de expositie organiseert: zij worstelt met de recente dood van haar tweelingbroer en verliest zich in een roekeloze buitenechtelijke verhouding. Het bijzondere van deze verhaallijn is bovendien dat hij geheel in de jij-vorm is geschreven, passend bij de onzekerheid van de jonge vrouw over haar identiteit nu de intieme band die haar met haar broer verbond zo plotseling is weggevallen.
De vertaling
Alle vier de hoofdpersonen hebben een eigen stem, en die stemmen zijn in afwisselende, korte hoofdstukjes te horen. Hieronder twee korte fragmenten uit het boek. Dit is een passage over de jonge vrouw wier tweelingbroer is omgekomen:
Je hebt geprobeerd je groot te houden omwille van je ouders. Omwille van je onvrijwillige adem, je hart dat tegen je zin maar door blijft bonzen. In alle praktische opzichten, en naar buiten toe, functioneer je normaal. Je staat ’s morgens op, wast je, loopt naar de galerie en doet je werk. Je ligt niet in je eigen uitwerpselen, je brult op straat niet tegen vreemden. Je accepteert alles. Je hebt zelfs een boek over rouwverwerking gekocht. Vorige week stond je ineens op de afdeling zelfhulpboeken van Waterstone’s en trok je een bleekroze boek van de plank. En voor je het wist haalde de verkoopster het ding langs de kassa, pakte ze je pasje aan en vroeg je het bedrag te controleren en je pincode in te toetsen. Misschien dacht je dat dat boek de sleutel tot je herstel was. Dat het je stap-voor-stap-aanwijzingen zou geven om te rouwen, in een stijl die subtiel genoeg was om jouw specifieke verdriet precies te beschrijven. Je hebt er niet veel aan gehad. Wat erin stond, klonk onecht. Het sloeg nergens op. De woorden trokken voor je ogen langs, maar beschreven je situatie niet. Dus heb je het weggedaan – naar de Oxfam-winkel bij het park gebracht. Wat had je verwacht? Dat je de dood kon bestuderen, alsof het een zwangerschaps- of timmercursus was? Dat je alleen maar het hoofdstuk ‘Dood van een tweelingbroer’ hoefde op te slaan en aantekeningen in de marge hoefde te maken? Dat je er echt mee geholpen zou zijn?
En, het andere uiterste qua stijlregister, een passage uit het dagboek van de oude Italiaanse schilder:
Aan het begin van elke dag is er alleen de wind, die al voordat het licht wordt vanuit het noorden vraagt of hij mag binnenkomen. Het is een hortende, prikkelbare wind, bezig zich op te maken om het continent achter zich te laten. Op sommige ochtenden begeleid ik de wind tot aan de weg boven het dorp. Dat helpt me mijn stijfheid kwijt te raken. Ik heb ischias in mijn benen en mijn ademhaling gaat tegenwoordig nogal moeilijk. Ik kan eigenlijk niet meer dan een beetje kuieren. Het land daar beneden schijnt me vaak een oceaan toe – de heuvel deint door getijden van bladeren, graan, lavendel. Hij bereikt de bergen aan de horizon nooit, maar we kunnen toch blijven hopen. De hitte komt nadat de wind over de bakstenen is gestreken. Dan bloeit er vuur op van de dakpannen van het dorp. De vlammen van de zon doen de blaadjes van de bloemen in de tuinen terugwijken. Het is alsof de aarde ’s nachts gloeiende sintels heeft afgescheiden. Als ik knielde, mijn handen om mijn lippen vouwde en blies, zou de dag misschien te vroeg beginnen.
Het vertalen was een bijzondere, tegelijkertijd aangrijpende en blij stemmende ervaring, en het handhaven van de vier verschillende stemmen een voortdurende uitdaging.