Hieronder vertelt Els Franci-Ekeler over De verre kolonie, haar vertaling van A Kingdom for the Brave, van Tamara McKinley (verschenen bij uitgeverij De Kern). De verre kolonie is het tweede deel van de Oceana-trilogie, waarvan vorig jaar Het land achter de horizon uitkwam.
Het was een waar genoegen om deze historische roman te vertalen. De schrijfster is, net als in haar vorige boek, secuur omgegaan met de historische feiten die erin zijn verweven: de Nederlandse namen en termen kon ik zonder veel moeite terugvinden via het internet. Aan het begin van het boek geeft McKinley trouwens een korte opsomming van de historische figuren die ze ten tonele heeft gevoerd.
Wreedheden
De Aboriginals, die in het eerste deel zo uitvoerig aan bod kwamen, zijn in deel twee naar de achtergrond gedrongen, wat de geschiedenis duidelijk weerspiegelt. De strafkolonie Australië was binnen een relatief klein aantal jaren uit de grond gestampt. Gevangenen die hun straftijd erop hadden zitten, kregen een landvergunning om een boerenbedrijf te beginnen. Daarvoor moesten bossen gekapt en moest grond ontgonnen worden, met als gevolg dat de Aboriginals ‘verplaatst’ moesten worden.
McKinley windt er geen doekjes om hoe dat verplaatsen er soms aan toeging. Het primitieve volk had, zoals iedereen inmiddels weet, geen schijn van kans tegen de goed bewapende kolonisten. McKinley geeft Edward Cadwallader, de ontaarde, gewelddadige zoon van Jonathan – de graaf van Kernow, die we in Het land achter de horizon hebben leren kennen als een eerzame avonturier – een hoofdrol in De verre kolonie en laat hem en zijn maten in de proloog een complete stam op gruwelijke wijze afslachten. Net als in het eerste deel legt ze zo een basis voor drie rode draden waaruit het verhaal is opgebouwd: de ondergang van de Aboriginalcultuur, de strijd van de schapenboeren tegen de krachten van de natuur, en het bestaan in de gloednieuwe stad Sydney Town, waar de adel het Engelse leven zo goed mogelijk in tropische omstandigheden probeert na te bootsen.
Harde werkelijkheid
We maken kennis met Mandawuy, de kleinzoon van de wijze Lowitja uit het eerste deel van de trilogie. Manhaftig probeert hij zijn voorouders trouw te blijven nu de Aboriginals hun land, hun leiders en hun duizenden jaren oude leefwijze zijn kwijtgeraakt. Met lede ogen moet hij toezien hoe velen van hen aan de drank raken en als schooiers door Sydney Town zwerven. De blanken behandelen hen als honden. Intussen slagen de weinige stammen die in de bossen aan de traditionele leefwijze proberen vast te houden er vanwege oude vetes niet in zich in hun strijd tegen de blanken te verenigen.
Tegelijkertijd voeren de oude, vertrouwde hoofdpersonen uit Het land achter de horizon hun eigen strijd. Met bloed, zweet en tranen vechten ze tegen de harde natuur om een bestaan als schapenfokkers op te bouwen. Deze keiharde mannen en vrouwen, van wie de meesten wegens een klein vegrijp of zelfs een valse beschuldiging op gevangenisschepen naar de kolonie waren gestuurd, weten dat ze dankbaar mogen zijn voor iedere dag die ze ongeschonden doorkomen.
De auteur: Tamara McKinley groeide op in Australië, woont nu in Sussex, maar keert jaarlijks terug naar haar geboorteland om onderzoek te doen voor haar boeken.
Oef, je zult het maar te vertalen krijgen: op gruwelijke wijze afgeslacht. Alles goed, Els? Het scheelt dat het – als ik je zo hoor – een mooi boek is, dat zijn feiten goed op een rijtje heeft.
gr,
Ine
Ik denk dat het een kwestie van compartimenteren is. Ik kan wel gruwelijke dingen vertalen, maar kruip achter een kussen weg als ik ze op tv zie. Ongeacht of het fictie of echt is.