In Le Monde een artikel van de hand van Raphaëlle Rérolle over vertaler Brice Matthieussent en diens opvattingen over het vak. Matthieussent vertaalde werk van Gore Vidal, Charles Bukowski, Judith Butler, Jim Harrison, Bret Easton Ellis, Thomas Pynchon en de Ier Robert McLiam Wilson – die nadat Matthieussent het Franse publiek met zijn werk vertrouwd had gemaakt, besloot zich in Parijs te vestigen.
Brice trad in de voetsporen van de andere wiskundeknobbels in het gezin Matthieussent en volgde een opleiding aan de Ecole des Mines, maar omdat het gras ergens anders altijd groener is, graasde hij ook in andere weiden, maakte kennis met kunstenaars en intellectuelen, schreef een proefschrift over esthetiek, stortte zich op het vertalen en heeft inmiddels ruim tweehonderd titels op zijn naam staan.
Vertaling vroom bedrog?
Aanvankelijk haalde hij Engelse teksten nog onbevangen uit elkaar om ze even onbevangen weer in het Frans in elkaar te zetten. ‘Ze willen je laten geloven dat het om een evenbeeld van het origineel gaat, maar dat is niet zo.’ Vertalen is een bewerking die thuishoort in het rijtje onmogelijk, tekort, gebrek, gemis: ‘De vertaalde tekst heeft niets te maken met de structuur van de taal van herkomst, maar alles met die van de moedertaal van de vertaler.’ Vertalen betekent niet alleen overzetten, maar ook veranderen: ‘Het is een vorm van bedrog.’
De vertaler als vervalser, als valsemunter, maar wel één die zijn handwerk met open vizier doet en zijn naam onder die van de maker van het oorspronkelijke werk zet, en ‘de rouw aanneemt’ om het verlies van de mogelijkheid een werkelijk getrouwe kopie van een tekst in een andere taal te maken.
Toen Jim Harrison zijn Dalva in de versie van Matthieussent onder ogen kreeg, viel het hem onmiddellijk op dat de vertaling veel dikker was. Geen wonder, want het Frans heeft nu eenmaal meer woorden nodig om hetzelfde te zeggen. ‘Maar Brice, je hebt achter mijn rug om personages en situaties toegevoegd,’ had de schrijver Matthieussents werk met een knipoog becommentarieerd.
Vertaler meestervervalser?
Vanzelfsprekend doet iedere vertaler zijn stinkende best om tussen het Scylla van het bedrog en het Charybdis van het verraad door te laveren, ‘de tekst recht te doen, met een maximum aan onbaatzuchtigheid: ervoor te zorgen dat die zo goed mogelijk is, zonder hem te verbeteren.’ Om het boek dat hij vertaalt recht te doen, zuigt Matthieussent het als het ware helemaal in zich op. ‘Ik kijk waar ik houvast kan vinden, als een alpinist die een haak in de rotswand slaat. […] Je dringt erin binnen. Je moet de zorg voor de personages op je nemen, weten hoe ze zich gedragen, zich vermoeien, eten, de liefde bedrijven, wat ze dromen.’ In Figaro Magazine voegt hij daaraan toe: ‘Ik doe tussen twee dagen en twee jaar over een vertaling. Ik kan niet zeggen hoe veel tijd ik in een vertaling stop, want ik vertaal terwijl ik over straat loop, sterker nog, ik vertaal terwijl ik lig te slapen.’
De vertaler eigent zich het werk toe, om het vervolgens door te geven aan anderen. Het is de beste manier om mensen bekend te maken met andere culturen. Matthieussent sluit niet op voorhand uit dat hij de kijk van de Fransen op de Amerikaanse literatuur heeft veranderd.
Met dank aan Marga Blankestijn voor het signaleren.