Prijsadviezen voor literair vertalers mogen niet meer van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), daarover berichtten wij eerder op 11 april en op 4 april. Concreet gaat het om de bepaling over de prijs per woord die opgenomen is in de toelichting bij het ‘Modelcontract voor de uitgave van een vertaling van een literair werk’ (om precies te zijn bij artikel 10 lid 1). Die bepaling moest aanvankelijk per half november 2006 komen te vervallen, later werd dat 1 mei 2007. Naar onlangs bekend is geworden, is de datum nu nog verder opgeschoven: naar 1 juni 2007.
Het modelcontract is gesloten tussen de Groep Algemene Uitgevers en, namens de vertalers, de Vereniging van Letterkundigen (VvL). Behalve over het woordtarief zegt de toelichting ook iets over royalty’s (bij artikel 10 lid 2). Dat bedrag wordt uitgedrukt in procenten van de verkoopprijs per verkocht exemplaar (boven een bepaald aantal verkochte exemplaren). Die wat ‘zachtere’ prijsafspraak is de NMa nog aan het onderzoeken – daar hebben ook oorspronkelijke auteurs mee te maken, voor wie eveneens collectieve royalty-afspraken zijn gemaakt. Dat onderzoek zal niet voor 1 augustus 2007 afgerond zijn.
Ondertussen kan minister Van der Hoeven van Economische Zaken nog tussenbeide komen. Daarover gaan de Vereniging van Schrijvers en Vertalers (de koepel waaronder ook de VvL valt) en het Nederlands Uitgeversverbond binnenkort met haar praten.
Weerwoord NMa
Overigens kwam de directeur van de NMa, Pieter Kalbfleisch, gisteren (8 mei 2007) aan het woord in NRC Handelsblad (artikel door Ben Vollaard). Oók over het minimum vertaaltarief. De NMa wast haar handen in onschuld. Enkele citaten:
NRC: ‘Minimumtarieven voor vertaalwerk zijn niet langer toegestaan, zo besliste u eind vorig jaar. Dit zou “eerlijke concurrentie�? in de weg staan. Vertalers van buitenlandse literatuur komen bij een tariefdaling in de knel, dat is toch in niemands belang?’
Kalbfleisch: ‘We hebben voor deze zaak een enorme emmer koud water over ons heen gekregen, en dan druk ik het zacht uit. Maar het ligt anders dan het in de publiciteit is gekomen. De Vereniging van Schrijvers en Vertalers (VSenV) en het Nederlands Uitgeversverbond (NUV) zijn zelf naar ons toegekomen om informele goedkeuring te krijgen voor de minimum vertaaltarieven. Wij hebben niet het initiatief genomen tot een onderzoek. Beide verenigingen hebben zelf besloten om de minimumtarieven per 1 mei te laten vallen.’
NRC: ‘Is dit volgens u een zaak waar de NMa haar schaarse capaciteit aan moet besteden?’
Kalbfleisch: ‘Dit zijn “hardcore�? prijsafspraken. Wij gedogen niets. Dit toestaan zou een precedentwerking hebben. Zie deze beslissing als ons signaal: dames en heren, dit is in strijd met de mededingingswet en dus mag het niet. We hebben geen uitputtend onderzoek gedaan naar de gevolgen van de minimumtarieven, maar het gaat zeer waarschijnlijk om een merkbare beperking van de concurrentie. Dat kunnen we niet toestaan. Daarom is er een gerede kans dat we een formeel onderzoek naar deze zaak starten.’
Zie ook het bericht op de website van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers.
‘De Vereniging van Schrijvers en Vertalers (VSenV) en het Nederlands Uitgeversverbond (NUV) zijn zelf naar ons toegekomen om informele goedkeuring te krijgen voor de minimum vertaaltarieven. Wij hebben niet het initiatief genomen tot een onderzoek. Beide verenigingen hebben zelf besloten om de minimumtarieven per 1 mei te laten vallen,’ zegt Kalbfleisch unverfroren. Over gotspe gesproken. Hij vergeet wel even te vermelden dat de VSenV en het NUV op de NMa zijn afgestapt nadat ze bij andere sectoren, zoals de journalistiek, hadden gezien wat een ellende (torenhoge boetes) ervan komt als je dat niet doet. En de verenigingen hebben die tarieven niet op eigen initiatief laten vallen, maar kregen te horen dat het strafbaar was om ze openbaar te maken en hebben daarom wijselijk besloten ze uit hun contracten en publicaties te verwijderen.
Het is echt niet zo dat de VSenV en het NUV vrijwillig en zonder enige aanleiding het hoofd in de strop hebben gestoken!
En ‘merkbare beperking van concurrentie’ – hoe zou hij zich dat voorstellen? Ik ben zelf geen vertaler, maar ik vraag me wel af: als de tarieven noodgedwongen vrij worden, gaan uitgevers dan bij vertalers offertes aanvragen alvorens de opdracht te verstrekken? Of moeten vertalers zichzelf met lage(re) tarieven gaan verkopen bij uitgevers?
In de (boeken-)praktijk wordt het dat laatste, in de wereld van de zakelijke dienstverlening – heel grappig: het vertalen van een boek, fictie aut non, wordt niet gezien als zakelijke dienstverlening, ook niet door de belastingdienst, gezien het feit dat je geen enkel percentage btw over je honorarium in rekening hoeft te brengen – het eerste.
Toen ik deze berichten las, viel me in dat een vastgesteld minimumwoordtarief voor vertalers bereikt zou kunnen worden via andere kanalen. In vrijwel elke branche wordt een schaalverdeling mbt salarissen gehanteerd; op talloze sites valt te berekenen in welke bandbreedte een salaris ‘zou moeten vallen’; en wat zijn cao-afspraken omtrent salarissen anders dan prijsafspraken (ook die zijn dan, dus, in strijd met de mededingingswet??)? Ik heb het idee dat de partijen in dit geval langs elkaar heen praten. Van onze (vertalers-)kant bestaat de wens om een bestaansminimum te garanderen aan de leden van een specifieke beroepsgroep, wat m.i. veel meer te maken heeft met een cao-vorming. Is er niet een constructie te bedenken waarbij iedere zelfstandige of freelance vertaler zich moet aanmelden bij een – 1, bedoel ik – collectief, dat de minimumwoordtarieven voor alle diverse vertaalpraktijken (zakelijk: commercieel, technisch, medisch, juridisch; niet-zakelijk: fictie en non-fictie) bepaalt (eventueel verschaald op basis van senioriteit en ervaring – ik zeg maar iets)? Kunnen minimumwoordtarieven niet in het juridische licht woorden gepresenteerd van (op het gevaar af vervelend te worden) een cao, in plaats van ze in het licht te stellen van een prijsafspraak voor een select groepje, zoals nu inderdaad het geval is?