Naar aanleiding van het verschijnen van de door mij vertaalde roman De fietser van Tsjernobyl van de Spaanse auteur Javier Sebastián plaatste de redactie van Literair Nederland* een uitgebreide recensie en vroeg mij een bijdrage te leveren over een drietal problemen waar ik bij het vertalen tegenaan gelopen was.
Van alle markten thuis…
Van een vertaler wordt verwacht dat hij van alle markten thuis is. Of zijn auteur nou een psychologische of historische roman, een ontwikkelings- of oorlogsroman, pure fictie of faction schrijft, de vertaler moet van de hoed en de rand weten. Of toch niet? Pas na mijn pensionering ben ik een vertaalcarrière begonnen omdat ik de taal waaruit ik vertaal, het Spaans, zo ergens tussen goed en zeer goed beheers. Mijn tweede taal, zeg maar. Maar is taalbeheersing ook voldoende om een essay, een roman, misschien wel veel essays en veel romans in uiteenlopende stijlen en over een breed scala aan thema’s te vertalen? Want dat mag de uitgever die je de vertaling van een boek toevertrouwt, verwachten. Als vertaler kom je erachter dat je niet alleen je tweede, maar ook je eerste taal helemaal niet zo goed beheerst als je dacht, slechts over een deelvocabulaire beschikt, alleen die zaken begrijpt – en in woorden weet te vangen – die je al eerder bent tegengekomen. En hoeveel is dat eigenlijk?
In De fietser van Tsjernobyl geeft de auteur, verweven in de rode lijn van zijn roman – de hopeloze strijd van een eenling tegen de almacht van de staat – de lezer een vloed aan cijfers en historische informatie over de ramp bij Tsjernobyl, de aanpak ervan door de autoriteiten en de internationale instellingen, de gevolgen ervan voor de omwonenden. Hoe pak je dat aan als vertaler die niets weet van atoomfysica, van kerncentrales, van meetinstrumenten, van kalium en cesium. Een voorbeeld. Verder lezen Drie vertaalproblemen