‘De vertaling moet beter zijn dan het origineel’: over het vertalen van strips

Strips vertalen is voor boekvertalers een relatief onbekende tak van sport, die – zoals blijkt uit een een lezenswaardig artikel van Andreas Platthaus op de site van het Duitse Goethe-Institut – speciale eisen aan vertalers stelt.

Platthaus, redacteur van de boekenbijlage van de Frankfurter Allgemeine Zeitung, geeft inzicht in het vak (want dat is het), besteedt aandacht aan de marginale positie van stripvertalers en concludeert dat velen van hen uit liefde voor het medium de weg naar hun beroep hebben gevonden. Zijn stuk gaat weliswaar over de situatie in het Duitse taalgebied, maar is zonder meer herkenbaar voor Nederlandse boekvertalers.

Erikativ
Bijzonder interessant én vermakelijk zijn Platthaus’ korte portretten van enkele vooraanstaande Duitse stripvertalers, onder wie Erika Fuchs, bedenker van de Duitse namen voor Donald Duck en zijn familie, vrienden en kennissen. Fuchs ontving voor haar werk twee belangrijke literatuurprijzen, een eer die voor noch na haar een stripvertaler te beurt is gevallen.

Fuchs is ook de uitvinder van de naar haar vernoemde stijlfiguur Erikativ: ze breidde het voor strips typische gebruik van klanknabootsingen uit door handelingen die niet hoor- of zichtbaar zijn weer te geven met (de stam van) een werkwoord, zoals ‘denk, denk’ (bij een plaatje van een denkende stripfiguur). Andere stripvertalers zijn daar op voort gaan borduren en met bijvoorbeeld ‘knipper, knipper’ en ‘verheug, verheug’ gekomen.

Dergelijke vondsten geven blijk van de speciale creativiteit waar stripvertalers over moeten beschikken. Die moeten namelijk, vindt de Duitse mangavertaler Jürgen Seebeck, streven naar een vertaling die beter is dan het origineel. Stripvertalers genieten volgens Seebeck immers nog minder aanzien dan ‘gewone’ boekvertalers, omdat in hun genre de tekst ondergeschikt is aan het beeld.

De lol van het vertalen van literaire non-fictie

Wat is er eigenlijk zo leuk aan het vertalen van literaire non-fictie? Het is immers slecht betaald werk, waarbij je soms lange uren moet maken om een deadline te halen en je loopt ook nog het gevaar dat je RSI en vierkante ogen krijgt.

Natuurlijk heb je met het eindresultaat in handen de voldoening dat je een mooi stuk werk hebt afgerond. En af en toe, als de brontekst een beetje te pruimen is, kom je bij het vertalen zelf in een ‘flow’ terecht en kunnen je typende vingers de volzinnen nauwelijks bijhouden. Ook is het heel bevredigend als je na lang zoeken een oplossing hebt gevonden voor een stukje tekst waar je aanvankelijk geen touw aan vast kon knopen. Verder lezen De lol van het vertalen van literaire non-fictie

Goede ogen, beperkte kijk

Vrijdagmiddag, even naar de bibliotheek in het dorp. Terwijl ik op mijn gemak in de boeken neus, ben ik getuige van een gesprekje. Een mevrouw van een jaar of zeventig spreekt een bibliothecaresse aan omdat ze een bepaald boek niet kan vinden. ‘Bent u op zoek naar de normale uitgave, of naar het groteletterboek?’ vraagt de bibliothecaresse. Gelukkig weet ze haar gezicht in de plooi te houden als de mevrouw antwoordt: ‘O gut nee, alsjeblieft geen boek met grote letters, dat heb ik in één avond uit…’

Ieder zijn vak

Er staat op dit moment een heel aardige meneer op ons dak, die een lekkage komt verhelpen. Ik ben erg blij dat hij er is, want met die vreselijke regen van de laatste tijd liep er aardig wat water onze logeerkamer in. Hij ziet mij in mijn werkkamer zitten en vraagt wat ik doe. Als ik zeg dat ik boeken vertaal, zegt hij verbaasd: “Maar dat kan toch nooit zo moeilijk zijn? Daar zijn toch woordenboeken voor?”

Ik leg in het kort uit hoe ons vak werkt, en hij zegt: “O, ja, wacht, ik wist niet dat je er ook nog eens zinnen van moest maken.”