‘Met Kees’
‘Dag Kees, je spreekt met Chantal van Schrander Uitgevers.’
‘O hoi, ben je verkast?’
‘Ach ja, je weet hoe dat gaat.’
‘Een mens verloopt wat af.’
‘Precies. Heb je tijd, Kees?
‘Ja hoor.’
‘Ik bedoel, je kunt meteen beginnen? Je hebt geen vertaling onder handen?’
‘Nee, heb er net een af.’
‘Goed, want ik heb een heel mooi boek voor je. We verwachten er veel van.’
‘Als ik elke keer dat een uitgever dat tegen me zei een euro had gekregen, had ik nou in Bled-le-Désert in mijn eigen piscine à débordement gelegen…’
‘Bled wat?
‘Désert, lamaar, ergens in Zuid-Frankrijk. Bij Montélimar linksaf.’
‘O, oké. Het gaat om Mille morts van Jean Levalet. Het is ongeveer honderdtwintigduizend woorden. We moeten het over vier maanden hebben. Ik mag je vijfenhalve cent bieden en…’
‘Vijfenhalve cent? Vijfenhalf?? Wat is er met zes gebeurd?’
‘De oplages worden steeds krapper, Kees.’
‘Ja, maar dit is wel heel krap.’
‘Uitgevers hebben het niet breed. We werken met smalle marges.’
‘O? Zijn de tientallen miljoenen aan superdividenden die het CB de afgelopen jaren in het kader van de afbouw van hun financiële buffers aan onder andere uitgevers heeft uitgekeerd al op?’
‘CB? Buffers? Miljoenen? Kees, je raaskalt. Heb je je haldolletje weer niet genomen vanochtend?’
‘Het Centraal Boekhuis. Maar sinds ze daar ook handtassen en pleisters distribueren kortweg boekloos CB.’
‘Ik weet niet waar je het over hebt.’
‘Ik wil ook een superdividend, Chantal.’
‘Ik ook, Kees.’
‘Zijn we het daar in ieder geval over eens…’
‘Maar goed, vijfenhalve cent dus en ons standaardcontract.’ Verder lezen Twintig cent? Twintig??