Familie
Het is een aparte tak van sport, boeken vertalen. Af en toe heb ik het gevoel dat ik er een tweede kind aan heb. Een kind dat vol overgave in de puberteit is gedoken. En – verrassing, verrassing – er blijkt nog een hele sliert familieleden aan vast te zitten, het ene sympathiek, het andere wat minder; het ene schurkt gezellig tegen je aan, het andere blijft op afstand.
Dag in, dag uit ben je met zo’n boek – roman of non-fictie – bezig, weken lang. Nu eens loopt het allemaal als een zonnetje, dan weer krijg je de wind pal tegen in de vorm van een taalgrap die zich lastig laat omzetten naar het Nederlands, een mistige verwijzing naar iets of iemand, vakjargon waar in eerste instantie geen touw aan vast te knopen valt. Meestal zijn dat nog de leukere uitdagingen, net als de pubergril: hoe red ik me zo soepel mogelijk uit de situatie zonder het origineel geweld aan te doen? Zonder de Nederlandse of Vlaamse lezer op te zadelen met vragen die hem dwingen zijn toevlucht te nemen tot lexicons en websites? En kijk, het is weer gelukt: iedereen blij (hoop je). Een poos wat rustiger, zilver fonkelend vaarwater, een plotselinge hekgolf, even hozen en weer door.
Verder lezen Gedichten en gewichten: Over de vertaling van Chad Harbachs The Art of Fielding