Dit weekend heb ik De hond van Rabelais gelezen, een boek over vertalen van Hans van Pinxteren. Het is een bundeling van eerder verschenen stukken over Van Pinxterens eigen vertalingen (van o.a. Flaubert, Stendhal, Flaubert, Montaigne), begin dit jaar verschenen bij VertaalVerhaal, de nieuwe boekenreeks van de VertalersVakschool. En ik kan het iedereen aanraden, ik vond het een fascinerend boek.
Ik had al eerder beschouwingen van Van Pinxteren over vertalen gelezen die ik interessant vond, met name het nawoord bij zijn vertaling van Balzacs Nicht Bette, waarin hij overtuigend uitlegt waarom dat boek niet louter heeft vertaald, maar hier en daar ook ingekort en stilistisch opgepoetst. Dit boek biedt naast een herziene versie van dat nawoord nog meer van zulke essays, in een kraakheldere stijl, met veel sprekende voorbeelden van boeiende vertaalproblemen. Samen vormen ze een aanstekelijk pleidooi voor creatieve vrijheid bij het vertalen, van een vertaler wiens toewijding en bevlogenheid bewondering afdwingen. Als betoog over vertaalstrategieën is het misschien niet zo systematisch en veelomvattend als Arthur Langevelds Vertalen wat er staat , maar het lijkt me evengoed onmisbare lectuur voor iedereen die in literair vertalen is geïnteresseerd.
Vertalen is inleven
Je kunt het boek ook ontmoedigend vinden: als je leest hoe ver Van Pinxteren soms ging in zijn streven een goede vertaling af te leveren, kan je het gevoel bekruipen dat je in je eigen vertaalpraktijk onvermijdelijk tekortschiet. Hij legt veel nadruk op het belang van inleving in en identificatie met de auteur, en ging daarin zelf soms wel erg ver: afreizen naar het huis waar de auteur heeft gewerkt of naar de woestijn die de auteur zelf heeft bezocht en beschreven, een stukje tekst vertalen onder invloed van drank of drugs als de auteur bekendstond om zijn eigen gebruik daarvan, enz. enz. Maar gelukkig weet hij de excessen zelf ook altijd weer met een kwinkslag te relativeren.
Wat me dan ook eerder opviel, was dat Van Pinxterens enthousiasme voor zijn auteurs zo aanstekelijk werkt: bij elk nieuw hoofdstuk kreeg ik zin om meteen het werk van de daarin besproken auteur uit de kast te rukken en te gaan lezen – liefst in Van Pinxterens eigen vertaling. Dat komt waarschijnlijk doordat deze essays geen dorre beschouwingen over vertaaltechnieken zijn, maar een soort uitgebreide leesverslagen. Want wat uit dit boek heel duidelijk blijkt, is dat vertalen vooral ook een vorm van lezen is; een bijzonder intense, inlevende vorm van lezen, zeker als je leest en vertaalt zoals Van Pinxteren doet – wat misschien niet iedereen is gegeven, en ook niet voor iedereen is weggelegd in een uitgeefcultuur waar productiesnelheid vaak belangrijker is dan kwaliteit, maar wel altijd het streven zou moeten zijn.
Dit artikel verscheen ook op Goodreads.
Mooi verslag, Frank! Ik heb zin gekregen om het boek op de kop te tikken.
Sterker nog, ik heb het net gedaan :-). Dank voor de tip!
Sinds Flauberts Salammbo heb ik Van Pinxteren hoog zitten, dus ook meteen besteld. Een mooi inspirerend boek over vertalen is altijd welkom. 🙂
Klinkt als verplichte (lees: inspiratievolle) kost voor elke vertaler. Ik heb het direct besteld *gaat onder de brievenbus liggen en wacht*
Deel Lekens enthousiasme voor deze bundel; zie voor eerder, kort signalement http://www.rabelais.nl/html/montaigne.html