De oude wegen: een voetreis van Robert Macfarlane, vertaald door Nico Groen en Marijke Versluys, uitgegeven bij De Bezige Bij (oorspronkelijke titel: The Old Ways: A Journey on Foot).
Er wordt ons gevraagd of we een boek over paden willen vertalen… Ja, inderdaad, paden. Een saaier onderwerp lijkt op het eerste gezicht nauwelijks denkbaar. Maar gelukkig is de auteur Robert Macfarlane. Van hem vertaalde een van ons eerder twee boeken, ook over schijnbaar niet erg sexy onderwerpen, te weten Hoogtekoorts (over de vraag waarom mensen bergen beklimmen) en De laatste wildernis (over de vraag waar in Groot-Brittannië nog ongerepte natuur te vinden is). Nog los van de fraaie manier waarop Macfarlane met die onderwerpen omspringt waren beide boeken een ware vertaaluitdaging en daardoor allesbehalve saai. Dus kom maar op met dat boek.
Waarover schrijft Macfarlane als hij over paden schrijft? Over hoe ze in woord en geschrift zijn overgeleverd. Over hoe het is om ze te bewandelen, al dan niet blootsvoets. Over wat je onderweg zoal aan flora en fauna tegenkomt. Over de landschappen waar ze zich doorheen slingeren. Over de mensen die ze belopen en belopen hebben. Over kunstenaars en dichters die van paden houden en ze in hun oeuvre hebben verwerkt (met als belangrijkste de dichter Edward Thomas, Macfarlanes grote inspiratiebron). Over etymologie, de Eerste Wereldoorlog en eenzaamheid, en over geologie, geesten en gugaʼs. Waar Macfarlane niet over schrijft als hij over paden schrijft is zo bezien een betere vraag. (Een goede indruk van de inhoud geeft Kester Freriksʼ recensie in NRC Handelsblad.)
Pak van Sjaalman
Om kort te gaan: dit pak van Sjaalman is een boek vol verhalen en anekdotes. Met als bindende factor de wandelingen (of vaartochten, want ook zeewegen vallen onder Macfarlanes definitie van een pad) die Macfarlane in de meeste van de zestien hoofdstukken onderneemt. Ze voeren hem vooral door Engeland en Schotland, net als in De laatste wildernis. Maar anders dan in dat boek (waarvan overigens ter gelegenheid van de verschijning van De oude wegen een herdruk wordt uitgebracht) begeeft hij zich deze keer ook buiten Groot-Brittannië. Zo volgt hij een stuk van de pelgrimsroute naar Santiago de Compostela in Spanje, wandelt hij in Israël met de Palestijnse schrijver Raja Shehadeh met wie hij bevriend is en maakt hij een tocht naar de heilige berg Gongga in China.
Deadline
Dus wat vertaal je eigenlijk als je Macfarlane vertaalt? Een boek boordevol uiteenlopende onderwerpen waar je liefst veel van moet weten, maar waar je vooral voor moet weten waar (of bij wie) je een vertaling kunt vinden. Veeleisende non-fictie dus, het sterke punt van een van ons beiden. Maar ook een boek met soms de toon en de sfeer van een literaire roman – het fort van de ander – en soms zelfs brokjes poëzie.
De verdeling is snel gemaakt. De werkwijze: een hoofdstuk vertalen, het aan de ander opsturen, het commentaar overpeinzen en verwerken, een hoofdstuk van een ander overpeinzen en becommentariëren, en tussendoor eindeloos mailen, googelen en bellen. Een proces dat al met al soepel verliep, zodat we de deadline ruimschoots haalden, zelfs al kostte het ons een week om de wijzigingen in een nieuwe versie van het origineel door te voeren.
Vertaalheerlijkheden
Waar beleefden we het meeste plezier aan? Wat vonden we het mooist en wat het moeilijkst?
Op het eerste gezicht misschien óók saai, maar heerlijk om te doen omdat het een soort puzzeltjes zijn, waren de opsommingen waar Macfarlane zich veelvuldig van bedient. Neem een rijtje benamingen voor paden:
It’s true that, once you begin to notice them, you see that the landscape is still webbed with paths and footways – shadowing the modernday road network, or meeting it at a slant or perpendicular. Pilgrim paths, green roads, drove roads, corpse roads, trods, leys, dykes, drongs, sarns, snickets – say the names of paths out loud and at speed and they become a poem or rite – holloways, bostles, shutes, driftways, lichways, ridings, halterpaths, cartways, carneys, causeways, herepaths.
In onze vertaling:
Zodra ze je eenmaal beginnen op te vallen zie je inderdaad dat het landschap nog altijd is overdekt met een web van paden en voetwegen die het hedendaagse wegennetwerk schaduwen of het schuins dan wel dwars doorsnijden. Bedevaartswegen, natuurpaden, veepaden, lijkwegen, paadjes, leylijnen, dijken, laantjes, sluippaden, steegjes – zeg benamingen voor paden snel achter elkaar op en ze vormen een gedicht of ritus – holle weg, berceau, impasse, gouw, dreef, kreupelstraat, landslag, voorde, lei, passage, wegeling.
Mooi maar moeilijk is een stukje poëzie als dit:
[…] ‘I could feel my mind / Crumble and dry like a fossil sponge, I could feel / My body curl like a foetus and the rind / Of a barrow harden round me, to reveal / Millennia hence some inkling of the ways / Of man before he invented plough or wheel’.
In onze vertaling:
‘[…] voelde ik mijn geest / tot fossiele spons verschrompelen, voelde ik / mijn lijf krommen als een foetus en de schil / van een grafheuvel rondom mij harden / om van millennia her een idee te geven / van ’s mensen wegen eer hem wiel of ploeg inviel.’
Fraai maar lastig, tot slot, is Macfarlanes beschrijving van Ian, de schipper die hem in twee afzonderlijke hoofdstukken naar respectievelijk de Scilly Islands en naar Sula Sgeir, het guga-eiland, vaart:
Ian in appearance: curly silver hair, a shallow white stubble, two thin silver earrings in his left ear, too fine to be piratical. Ian in manner: sharp, fox-like, generous, mischievous. Ian in voice: lilting, Gaelic-inflected. Ian in stature: small, almost boyish. He has an air of youthfulness to him, seems younger than me, though he’s more than twenty years my senior. His physique, like his language, is compact and wiry, capable of reach and strength. Physically, he’s whipped tight, made of hawser and halyard wire, but his character is full of flex. He passes in and out of moods of intense concentration, whose endings are marked by a quick grin, a register shift, an agile impiety. He doesn’t take well to fools or frauds. The first time we met I felt gauged, appraised, quickly read. Eyes moved up and down me. I had the same sense of apprehension as when stepping through an airport scanner. Then – clear. Green light. No improper goods. Nothing falsely hidden. A test passed, for the time being at least.
In onze vertaling:
Ian qua uiterlijk: zilvergrijs krulhaar, korte witte stoppelbaard, twee dunne zilveren ringetjes in zijn linkeroor, te teer om piratenassociaties op te roepen. Ian qua optreden: kortaf, vosachtig, gul, plagerig. Ian qua stem: zangerig, Gaelic tongval. Ian qua postuur: klein, bijna jongensachtig. Hij heeft iets jeugdigs, lijkt jonger dan ik, hoewel hij ruim twintig jaar ouder is. Zijn lichaamsbouw is, evenals zijn taalgebruik, compact en gespierd, sterk en met een groot bereik. Fysiek zit hij stevig in elkaar, gemaakt van hennep en teer, maar zijn karakter is een en al souplesse. Hij heeft soms buien van opperste concentratie; het einde van zo’n gemoedstoestand blijkt uit een snelle grijns, verandering van toon, een spontane spotternij. Van domheid en bedrog moet hij niets hebben. Tijdens onze eerste ontmoeting merkte ik dat ik werd gepeild, gemonsterd en snel doorgrond. Hij bekeek me van top tot teen. Ik werd net zo onzeker als wanneer ik op een luchthaven door de scanner moet. En toen: in orde bevonden. Groen licht. Geen verboden waar. Niets stiekem verstopt. Goedgekeurd, voorlopig althans.
Nou, vooruit, nog eentje dan. Een voorbeeld van typisch macfarlaniaans taalgebruik:
All that paused water, unsure of its obligations, simmering, waiting for command. The lateral drive of the ebb tide canted to the vertical play of the slack tide. Gouts of water bulging up from deep down, polishing areas of ocean. Currents billowing and knotting. The light flimsy, filmy.
Al dat aarzelende water, dat niet goed wist wat het moest doen, wellend, wachtend op een bevel. De zijdelingse druk van het laagtij duwde tegen het verticale spel van het doodtij. Water stulpte in gutsen op uit de diepte en polijstte grote stukken oceaan. Stromingen bolden en borrelden. Het licht een vliesachtig vernis.
Glossarium
Ook met groot genoegen vertaalden (of eerder: bewerkten) we het glossarium achter in het boek, waar we de mooiste woorden die we onderweg tegenkwamen in kwijt konden, zoals doft, fiool, gaffelgetuigd, glimmerschist, hoornkiezel, kaar, keteldal, overnaads, schiemanswerk en voluut. Macfarlane houdt van bijzondere woorden. Wij ook.
Kortom: doe ons nog maar zoʼn boek. Gelukkig is Macfarlane vrij productief. De oude wegen is zijn derde boek in tien jaar. Nog drie jaartjes wachten…
Met dank aan Frank van der Meer van frankwandelt.nl voor zijn toestemming de foto’s bij dit artikel te gebruiken.
Mooi stuk! En nu weet ik welk boek ik op mijn volgende wandelvakantie ga meenemen.
Wat een schitterende toelichting op jullie vertaling!
Mooie woorden en zinnen, mooi stuk!
Ook deze Macfarlane ga ik beslist lezen.
In het Nederlands, natuurlijk.
Typisch zo’n boek dat ik op de titel nooit zou pakken, maar dit stukje nodigt uit tot lezen. Het lijkt me heerlijk!
Watertandend mooi!
Als je toch de tijd neemt, kom je de mooiste dingen tegen! Met dit boek in je rugzak gaan wandelen, het landschap opslorpen en heerlijke leespauzes inlassen. Marijke, Nico, geweldig, dankjewel voor deze titel op mijn lijstje.
Net uitgelezen! Petje af voor de vertalers. Het was aan een stuk door genieten van de taal en de verhalen die MacFarlane erbij vertelt!
Meestal heb ik voorkeur voor de oorspronkelijke editie, maar deze vertaling doet wel heel erg recht aan het origineel, prachtig!
Wat een geweldig boek en wat een schitterende vertaling.
Ik heb meteen De laatste wildernis besteld en baal al bij voorbaat omdat Hoogtekoorts niet meer in het Nederlands te krijgen is. Die ga ik dan misschien toch maar in het Engels lezen…
Sorry om hier wat koud water tegenaan te gooien. Had the Old Ways gelezen, leek me ideaal als Kerstcadeau maar misschien toch te moeilijk in het Engels omdat Macfarlane’s taal soms wel technisch kan zijn. Heb de vertaling in handen gehad en na twee minuten netjes terug in de rekken gestoken. Ontgoochelend en ongeïnspireerd en veels te letterlijk waardoor de kadans, de poëzie van de taal verdwijnt. Toch maar het origineel onder de boom.