Het Teken. De lijkwade van Turijn en het mysterie van de opstanding door Thomas de Wesselow, vertaald door Huub Stegeman en uitgegeven bij Unieboek/Het Spectrum (oorspronkelijke titel: The Sign. The Shroud of Turin and the Resurrection).
De zoveelste samenzweringtheorie over de graal, de tempeliers of de lijkwade?
Dat was ook mijn eerste reactie toen ik gevraagd werd dit boek te vertalen. Er werd me echter verzekerd dat het een serieus werk van een serieuze wetenschapper was. En dat is het ook, maar het zal ook omstreden blijken. Thomas de Wesselow is van huis uit kunsthistoricus, en hoewel zijn kunsthistorische expertise een belangrijke rol speelt voor de these van dit boek, waagt hij zich ook aan de forensische wetenschap en aan de exegese van het Oude en het Nieuwe Testament. Helaas geldt ook hier ‘schoenmaker, blijf bij je leest’.
‘Ludicrous tosh’ (belachelijke kletskoek), zo typeerde Diarmaid MacCulloch (de kerkhistoricus van wie ik eerder twee boeken vertaalde) dit boek toen hij het ter bespreking kreeg aangeboden. Waarom is het zo controversieel?
Waarmee begon het eigenlijk?
Het uitgangspunt van De Wesselow is even simpel als verrassend: waarom schrijven we bibliotheken vol over allerlei historische gebeurtenissen, maar niet over de gebeurtenis op grond waarvan het christendom ontstond: de Opstanding?
Voor wie er niet in thuis is: christenen geloven traditioneel dat Jezus na zijn kruisiging is opgestaan uit de dood, en dat wordt algemeen beschouwd als het moment waarop het christendom, aanvankelijk een joodse sekte, als zelfstandig monotheïsme begon.
Voor de moderne mens is dat maar moeilijk te bevatten. Daarom zijn de meningen hierover globaal in drie kampen te verdelen: mensen die het gewoon onzin vinden en er niet over willen nadenken (atheïsten meestal), moderne christenen die vinden dat je het ‘symbolisch moet begrijpen’, en conservatieve christenen die weigeren het idee anders te interpreteren dan een letterlijk lichamelijke opstanding uit de dood.
Symbolisch begrip
Maar ook als je tot een van die eerste twee kampen behoort, zul je een concrete gebeurtenis of een moment moeten aanwijzen waarop de beweging die het christendom werd, tot stand kwam. En je zult een verklaring moeten vinden voor het feit dat het zich in een razend tempo rond de Middellandse Zee door het Midden-Oosten verspreidde, zonder enige overheidssteun, sterker nog, terwijl de aanhangers juist vervolgd werden. Dat red je niet met ‘symbolisch begrip’.
De Wesselow denkt die verklaring te hebben gevonden. Hij gaat ervan uit dat een letterlijk lichamelijke opstanding onzin is, maar voordat de atheïsten hem nu gelijk op de schouders nemen en denken dat ze er naast Hitchens en Dawkins nog een spreekbuis bij hebben: De Wesselow geeft een verklaring die zich, zoals hij zelf zegt, uitstekend laat verenigen met de ideeën van moderne christenen. Hij doet een observatie over de diepgewortelde religieuze neigingen van de mens.
In de kunstgeschiedenis kent men een theorie die de animistische neiging beschrijft die mensen vertonen wanneer ze kijken naar een afbeelding van een ander mens. Ga maar na: hoeveel van ons hebben een foto van een geliefde in de portemonnee waar we soms naar kijken en die ons een warm gevoel geeft, of die we misschien zelfs wel eens een aai of een kusje geven. Dat is de simpelste vorm van dit verschijnsel. Het is echter ook terug te vinden in veel religies, overal ter wereld, in de vorm van afgodsbeelden die ‘echt’ de betreffende god zijn.
Stel dat er een dergelijk object was dat mensen deed denken aan hun voormalige leider en vriend Jezus, die vlak daarvoor slachtoffer was geworden van justitiële moord. Een uniek object, nog nooit eerder vertoond, en dus een beetje eng. Een object dat om uitleg vroeg, uitleg die de joden van de eerste eeuw nu eenmaal altijd eerst in de joodse Schrift zochten.
De Wesselow stelt dat dit object best eens de doek zou kunnen zijn die wij nu kennen als de lijkwade van Turijn. In de eerste helft van het boek legt hij uit hoe de lijkwade moet zijn ontstaan, waarom het geen vervalsing is, en waarom de koolstofdatering op grond waarvan men besloten heeft dat het ding uit de middeleeuwen stamt, wel onjuist moet zijn. Hij reconstrueert de geschiedenis van de doek van de eerste eeuw tot het heden. Al met al best een spannend en geloofwaardig verhaal.
Vervolgens neemt hij het Nieuwe Testament ter hand om aan te wijzen waar volgens hem impliciete verwijzingen zitten naar de lijkwade, en hij ‘repareert’ zelfs een aantal discrepanties tussen de verschillende Evangeliën en de Brieven van Paulus met behulp van zijn lijkwadetheorie. Dan haalt hij het Oude Testament en zijn animismetheorie erbij om te laten zien dat het voor de hand lag dat men de doek aanzag voor een vorm van opstanding.
Fantast of degelijke wetenschapper?
Het boek is enorm spannend en leest door alle forensische details haast als een detective. Op het eerste gezicht is het een volstrekt aannemelijke theorie. Gevraagd naar een iets genuanceerdere analyse, wees MacCulloch er naar mijn idee terecht op dat het wel heel erg een opeenstapeling is van ‘Stel dat… en stel dan eens dat… zou het dan niet zo kunnen zijn dat… maar dan mogen we toch zeker ook zeggen dat…’. Inderdaad, De Wesselow kiest een heel specifiek, smal geitenpaadje met zijn redenering en de kans is groot dat hij ergens een verkeerde afslag heeft genomen. Maar er is ook een heel klein kansje dat hij wel gelijk heeft, of althans gedeeltelijk.
Vertaler (alweer) in gevecht met de Nieuwe Bijbelvertaling
Ik heb er al vaker over geklaagd, en helaas zie ik me er nu weer toe genoodzaakt: steeds wanneer de auteur een Bijbelpassage citeerde, zocht ik die passage in de Nieuwe Bijbelvertaling om de tekst over te nemen. Zo doen we dat nu eenmaal. Heel vaak moest ik dan vaststellen dat bepaalde oneffenheden in de tekst gewoon zijn gladgestreken in die nieuwe vertaling, terwijl ze nog wel voorkomen in de verschillende Engelse vertalingen en in bijvoorbeeld de Statenvertaling.
Een voorbeeld: het Evangelie van Johannes vertoont in de oorspronkelijke teksten in de meeste vertalingen bij 19.39-40 duidelijke sporen van latere bewerking, namelijk dat er tekst is ingevoegd uit een andere bron. Dat valt op doordat het begin van vers 40 feitelijk herhaalt wat er ook al aan het einde van vers 38 staat. Althans, tot men de Nieuwe Bijbelvertaling maakte. Toen werd die oneffenheid gladgestreken en ging waardevolle informatie verloren. Dan maar weer een ‘noot van de vertaler’ toegevoegd. Leuk om te laten zien dat je goed oplet als vertaler, maar die gladgestreken plooi in de Nieuwe Bijbelvertaling is toch wel erg storend als de auteur nu juist die passage nodig had voor zijn betoog.
Wat een fijne recensie, mooi geschreven, wervend. Heeft zo’n vertaler nog wel een schrijver nodig? Het wachten is op een eigen publikatie.
Peter Gelauff
Daar sluit ik me maar bij aan! Mari