door Ignace Schretlen
Een koppoter is de eerste mensfiguur die kinderen tekenen. Dat gebeurt rond het derde levensjaar. De koppoter intrigeert en we zien dan ook dat vanaf deze fase veel ouders en wetenschappers in kindertekeningen geïnteresseerd raken. De sprong in de ontwikkeling is minder groot dan vaak wordt verondersteld: een koppoter bestaat uit onderdelen die tevoren los werden getekend: een cirkel, een paar streepjes en punten. Waar blijft de romp, is steevast de vraag? Het meest plausibele antwoord is al meer dan een halve eeuw geleden geopperd: het hoofd fungeert vermoedelijk ook als romp. We beleven nu eenmaal romp en hoofd als één geheel.
Ongeveer een kwart eeuw word ik al geboeid door koppoters en verzamel ik van alles rond dit boeiende thema. Koppoters komen niet alleen in kindertekeningen voor maar ook in klassieke, middeleeuwse, moderne en hedendaagse kunst, creatieve uitingen van mensen met een mentale handicap of psychiatrische aandoening, in rotskunst en primitieve culturen, in de wereld van reclame en design, in allerlei games, in strips, volksverhalen en literatuur, enzovoort. Koppoters kunnen symbool staan voor een ongecompliceerde, vrolijke wereld maar ook voor een lugubere, duistere wereld. Bij dat laatste kan worden gedacht aan Jheronimus Bosch en Pieter Bruegel de Oude; welke benaming toen werd gehanteerd voor menselijke gedrochten (grotesken) in de vorm van een koppoter is onbekend.
Koppoters en taal vormen een hoofdstuk apart. In Nederland wordt vrijwel even vaak over ‘koppoters’ als over ‘kopvoeters’ gesproken. Maar in de Van Dale is louter het woord ‘koppoter’ opgenomen met een verwijzing naar een strip die ik nooit heb kunnen traceren. Het woord ‘kopvoeter’ heeft overigens misschien wel meer recht van bestaan. In onder meer middeleeuwse fresco’s komen namelijk afbeeldingen voor van een hoofd op voeten oftewel een ‘koploper’. In Vlaanderen wordt inderdaad dit woord gebruikt voor een koppoter, maar in Nederland zal een ‘koploper’ niet worden geassocieerd met een kindertekening.
Daarnaast kent het Nederlands ook het woord ‘koppotigen’, maar deze benaming is gereserveerd voor inktvissen, die werkelijk bestaan uit een mond (kop) en armen (poten). ‘Koppotigen’ is de letterlijk vertaling van de – uit het Grieks afgeleide – wetenschappelijke term Cephalopoda. In het Duits worden de woorden Kopffüsser en Kopffüssler gebruikt voor respectievelijk ‘koppotigen’ en ‘koppoters’, maar dit gebeurt niet altijd even consequent.
Maar hoe zit het in andere talen? In de literatuur duiken steeds andere namen – soms met een dubbele betekenis – op, wat verder onderzoek ontmoedigt. Daarom ben ik erg blij met iedereen die mij kan helpen met de juiste vertalingen van het woord ‘koppoter’ en/of ‘kopvoeter’ in andere talen.
Heel veel dank voor elke reactie!
Zie ook dit interview.
De Fransen van de Yahoogroep Réseau, voor vertalers Frans-Nederlands en andersom, kwamen met bonhomme têtard. Een diavoorstelling (let op: PDF) op de site van de universiteit van Limoges geeft duidelijk de verschillende ontwikkelingsfasen aan die de bonhomme doormaakt, van bonhomme rond, met of zonder pièces détachées, bonhomme têtard (onze koppoter), via bonhomme intermédiaire, naar bonhomme conventionnel additif, het stokmannetje. De presentatie doet er ook psychologische duiding bij: poppetje links voor een emotioneel, poppetje rechts voor een rationeel kind, een klein koppotertje voor een verlegen, een grote voor een zelfverzekerd kind, getekend onder een hemel met wolken: dreiging, ongerustheid, met bomen: behoefte aan bescherming, en ga zo maar door.
In het Zweeds: huvudfoting, gevormd uit huvud (hoofd of kop) + fot (voet) + achtervoegsel “-ing” waarmee persoonsnamen kunnen worden afgeleid. Het is een goed ingeburgerd begrip.
Volgens mij betekent “koploper” in België ook gewoon iemand die aan de leiding staat, bijvoorbeeld in een wedstrijd of een competitie. Ik heb het nog nooit in de betekenis van koppoter gelezen of gehoord (maar dat zou natuurlijk aan mij kunnen liggen).
Zie de site van Dans in Limburg.
In België kent men inderdaad ook de begrippen ‘kopvoeter’, ‘koppoter’ en ‘koploper’ zoals wij die kennen.
Twee- of driemaal kwam ik in België het woord ‘koploper’ tegen in de betekenis van ‘kopvoeter’.
Hallo, ik wist eerlijk gezegd niet dat zo’n figuurtje een naam had, maar even googelen levert in het Hongaars het bijvoeglijk naamwoord fejes-lábas (van fej=hoofd en láb= voet(en)/be(e)n(en)/po(o)t(en), dus “met hoofd en poten” oid) op, meestal in combinatie met figura of emberke (mannetje), of ook wel op een hoger abstractieniveau met ábrázolás (manier van afbeelden). Een apart zelfstandig naamwoord lijkt er niet te zijn.
In het Russisch heten dergelijke tekeningen головоноги (golovonogi), van голова (hoofd) + ноги (voeten). Ook hier ligt het dicht bij het woord voor cefalopoden: головоногие, maar dat laatste is naar de vorm een adjectief, terwijl головоноги een zuiver substantief is.
Zie ook dit filmpje waarin wordt uitgelegd wat головоноги zijn (wel in het Russisch):
http://www.youtube.com/watch?v=_ErMVuJJNrc
Dank voor de reacties! Het filmpje is heel bijzonder, al versta ik er geen woord van. Zelf auteur van twee boeken over kindertekeningen viel het mij al in een vroeg stadium op, dat in Rusland en in de voormalige Oostbloklanden heel veel literatuur over kindertekeningen en schilderwerken van kinderen bestaat. Op het filmpje zien we ook een heel groot vel vol kinderkrabbels: fantastisch! In Nederland houdt men het graag bij A-4-tjes. Voor wie jonge kinderen heeft: laat hen ook op ander formaat (goed) papier tekenen en schilderen. De vorm van het papier (rond, driehoekig, achterkant van opengevouwen enveloppe) kan invloed hebben op het tekengedrag van jonge kinderen. Alles wat nieuw is stimuleert!
Misschien is het aardig eens naar Les Songes drolatiques de Pantagruel enz. (1565) te kijken; een artikel van Jaap Engelsman erover vind je op rabelais.nl.
@ Monique. Grappig voorbeeld is Manduce, Dieu des gastrolatres op een site waar je door Les songes drolatiques kunt bladeren (gravure XXII), al gaat het bij Rabelais’ gravures natuurlijk niet om prille kindertekeningetjes. Zie ook archive.
@ Richard. http://www.songesdrolatiques.fr/ : prachtige uitgave van de Songes, dank voor de tip. Nee, de houtsneden van – waarschijnlijk – Desprez zijn niet de ‘koppoters’ van Ignace Schretlen, maar er is enige overeenkomst te ontdekken, vandaar. Zie bijv. ook de nummers 23, en vooral 85 en 87.
Voor zover ik heb kunnen nagaan zijn er in het Spaans verschillende woorden voor koppoter, wat niet vreemd is voor een taalgebied met zo veel regionale varianten. Monigote (van monigus, minachtend woord voor ‘monnik’) is er een en heeft naast de betekenis (in Spanje) van ‘koppoter’ overwegend negatieve betekenissen: jan doedel, cartoon, prutswerk. Verder worden de woorden cabezudo (groothoofdige, stijfkop), cabezón en renacuajo (dikkopje, onderdeurtje, lul) en cabeza-pie (hoofd/kop-voet/poot) gebruikt, zo blijkt uit wat zoekwerk. Afgezien van cabeza-pie zijn al deze woorden ook bruikbaar om anderen onheus mee te bejegenen in het ene of andere Spaanstalige land.
Wederom heel veel dank voor zoveel waardevolle informatie. Wat in het Spaans gebeurt, komt men ook in het Engels tegen. Verschillende woorden duiden hetzelfde aan. In het Engels kent men o.a. de woorden “tadpole person”, “tadpole” of “tadpole-man” naast “headfooter”. Het woord “headfooter” wordt vermoedelijk het meest gebruikt (zie: http://www.headfooters.com – vooral gericht op outsider art) maar dit heeft ook een betekenis in de wereld van online-scripting (zie: http://paste.sivel.net/24).
Over groteske figuren is natuurlijk heel wat geschreven. De koppoters vormen hier maar een heel klein onderdeel van. Bij soortgelijke figuren gaat het niet om een figuur zonder romp met het hoofd op de benen/voeten maar om een figuur zonder hoofd, waarbij de ogen, de neus en de mond in/op de romp zitten; dit zijn zogenaamde blemmyae (zie http://en.wikipedia.org/wiki/Blemmyes). Deze figuur is beschreven in geschriften uit de Oudheid maar komt nog steeds sporadisch voor in de hedendaagse kunst en strips.
Vanuit mijn medische achtergrond spitst mijn interesse voor groteske figuren zoals deze voorkomen in de late Middeleeuwen en Renaissance zich vooral toe op de mogelijke relatie met aangeboren of verworven aandoeningen van de wervelkolom. De vervorming die hierdoor kan optreden kan er toe leiden dat het vanaf enige afstand net lijkt of het hoofd op de benen staat.
Het kan haast niet toevallig zijn dat verschillende collegae(-artsen) zich in het verleden met dit soort figuren hebben bezig gehouden. De bekendste is de Duitse arts Harmut Kraft.
Navraag leert mij dat de Denen er geen eigen woord voor hebben. In vakliteratuur worden omschrijvingen of het Duitse leenwoord ‘Kopffüßler’ gebruikt.
Maar de Noren hebben er wel een: hodefoting. Hoofd+voet+ing, net als in het Zweeds en mogelijk naar analogie daarvan, want uit het Deens kan het dus niet afkomstig zijn.
“E’ a quest’età che il bambino comincia a raffigurare la persona. Della figura umana traccia pochi elementi schematici: un cerchio è la testa da cui partono dei raggi che sono le braccia e le gambe. E’ il cosiddetto “omino cefalopode”, comune ai bambini di tutto il mondo.”
(Bron: http://www.mentesana.it/bambini-othermenu-17/43-le-tappe-di-sviluppo-del-disegno-infantile.html.)
Getuige dit artikel over de ontwikkeling van de kindertekening spreken de Italianen van een “omino cefalopode” (“koppotig mannetje”). Volgens het onderzoek waarop dit artikel is gebaseerd, tekent een kind als het vier jaar oud is zo’n “koppoter”.
“L’Arte Dei Bambini” (1887) van de archeoloog Corrado Ricci (1858-1934) wordt beschouwd als het eerste boek over de ontwikkeling van kindertekeningen. Het werd aan het begin van de vorige eeuw in het Duits vertaald onder de titel “Kinderkunst”. De meest recente heruitgave in het Italiaans dateert uit 2008 (Armando Editore). In zijn geboorteplaats Ravenna “ontdekte” Ricci deze – naar men zegt – op de stadsmuren, de krabbels – waaronder koppoters ! – van de kleinste kinderen het laagst. Deze staan afgebeeld in zijn boek.
Zie http://www.archive.org/details/lartedeibambini00riccgoog
Strikt genomen moet men voorzichtig zijn om de ontwikkeling van kindertekeningen te koppelen aan leeftijd. Psychisch en lichamelijk gezonde kinderen in ons land, waar het hen aan niets ontbreekt, doorlopen een snellere ontwikkeling dan kinderen in derdewereldlanden, die met tekorten kampen. Hoezeer de conditie van invloed is op het tekengedrag wordt vaak duidelijk wanneer een zieke peuter of kleuter een tekening maakt. Na herstel keert het oorspronkelijke niveau terug. Een tijdelijke terugval in tekenniveau zegt verder weinig over de oorzaak hiervan.
Tekentesten kunnen als algemene maatstaf worden gebruikt om de ontwikkeling te volgen. Ook de omgeving (thuis/dagverblijf/school) – al dan niet meer kinderen thuis) kan van invloed zijn.
In het welvarende Nederland tekenen veel driejarige kinderen al koppoters. Deze zijn vrij rudimentair (hoofd-benen-ogen-neus-mond). Bij de verdere ontwikkeling krijgt de koppoter meer onderdelen: armen, voeten, oren, vingers etc. Ook op vierjarige leeftijd worden nog veel koppoters getekend maar deze zijn dus iets meer uitgewerkt.
Ik wist het niet maar was wel nieuwsgierig geworden naar hoe dat zou moeten heten in het Engels. “Headfooter” had ik nog nooit gehoord en het lijkt mij ook niet heel overtuigend, want op Google bijvoorbeeld in combinatie met “children’s drawings” krijg ik daarvoor maar vier hits, drie daarvan vertalingen uit het Duits. De varianten met “tadpole” vind je wel makkelijk terug. De tekening zelf is de simpelste versie van wat algemeen een “stick figure” genoemd wordt.
Het valt me op dat de oorsprong van het woord kopvoeter nauwelijks terug te vinden is. Aan het einde van de middeleeuwen was men er van overtuigd dat er een groot Zuidelijk continent moest bestaan om de aarde in evenwicht te houden.
Over de bewoners van dit continent bestonden de meest bizarre speculaties. Een daarvan was een soort die als kopvoeters bekend stonden. En inderdaad enkel een hoofd op twee voeten had. Tijdens mijn studie Culturele Antropologie heb ik de term langs zien komen toen ik me ging specialiseren op Oceanië/de Pacific. Maar alles wat ik toevallig naar aanleiding van het artikel van Asscher kan vinden gaat puur over ontwikkelingspsychologie.
Hoi Sander,
Ontzettend leuk dat je een reactie hebt geplaatst. Hartelijk bedankt hiervoor. Het onderwerp bezielt mij na meer dan een kwart eeuw nog echt. Het woord “koppoter” heeft inderdaad geen lange geschiedenis. Hetzelfde geldt voor het woord “kopvoeter”. En dan heb ik het louter over het voorkomen van deze woorden in woordenboeken. Ik beschik over de exacte jaartallen waarin de Van Dale deze woorden heeft opgenomen. De eerlijkheid gebiedt mij hieraan toe te voegen dat ik wat betreft “kopvoeter” hieraan “een zetje heb gegeven” door de redactie lastig te vallen met de suggestie om dit woord net als het woord “koppoter” op te nemen.
Maar beide woorden zijn wel eerder in onze taal terug te vinden. Toevallig lees ik nu “Volkskunst in de Nederlanden” van de arts en kunstenaar H. Wiegersma. Het boek is in 1941 uitgegeven en op pagina 13 staat op de tweede regel het woord “kopvoeter”. Maar veel verder dan het begin van de vorige eeuw ben ik wat betreft het Nederlands niet gekomen.
Ik ben heel geïnteresseerd in de bron van wat je schrijft. Waar kan ik hierover meer informatie vinden? De geschiedenis van allerlei fantasiefiguren – ook in de betreffende context – gaat terug tot de oudheid. In de loop van de tijd zijn dit creaturen – grotesken – beschreven in Noordoost Afrika, noordoost Zuid-Amerika en China. Maar bij nadere bestudering gaat het om allerlei figuren maar uitgerekend geen koppoters of kopvoeters. Die lijken pas in het tweede deel van de Middeleeuwen te verschijnen. Ik heb zelf afbeeldingen uit een Deense kerk (fresco), uit Middeleeuwse handschriften (tekeningen in de marge ter verluchting), een houten beeld in een koorbank uit Engeland (misericorde) en verder komen de figuren uiteraard voor in het werk van oa Jheronimus Bosch. Voor zover ik mij kan herinneren is er slechts een geschreven bron uit die periode bekend die verwijst naar koppoters maar helaas is mijn archief inclusief de collectie koppoters verspreid op drie locaties. Wanneer mij het is vergund om nog een tijdje in dit ondermaanse bestaan mee te draaien hoop ik dat het lukt het archief te ordenen. Anders vrees ik dat alles uit elkaar zal vallen want mijn echtgenote en kinderen hebben deze “rampzalige passie” van mij niet overgenomen (hooguit gaat het om gedogen). Minstens zo interessant zijn de rode lijnen naar koppoters van nu die in zeer uiteenlopende sectoren van de samenleving en ook in vele vormen van kunst en andere uitingen zijn terug te vinden. Nogmaals dank voor het inblazen van nieuw leven in deze discussie. Ik weet niet of het mogelijk is een publicatie uit 2014 toe te voegen aan dit bericht. Voor een boek uit een serie van de VU/De Tijdstroom mocht ik aandacht schenken aan de koppoter maar daar het gaat om een serie op het gebied van geneeskunde ligt op het hoofdstuk wel een medisch stempel. Ik heb echter wel een PDF die beschikbaar is.
Hallo Ignace.
het is jaren geleden dat ik de colleges over Oceanië gevolgd heb. En ik heb heel wat afgezocht gisteren en vanmorgen.
Ik had zelf al de conclusie getrokken dat de term uit late middeleeuwen moet komen. Aangezien men het over zuidland of terra incognita heeft als een groot continent dat tegenwicht moest bieden aan het Europese continent, lijkt het me een logische conclusie dat men er nog van uit ging dat de aarde plat was.
Maar het kopvoeters vind je bijna alleen terug in de ontwikkelingspsychologie.
Vanochtend ( zo een inval als je net wakker word) schoot me het woord Antipodes te binnen.
Antipodes is de overkoepelende term voor de wezens die volgens het toenmalige Europese wereldbeeld terra incognita zouden bevolken.
Hoewel het vertaald niet letterlijk kopvoeter betekent (maar daar heeft u vermoed ik veel meer verstand van dan ik), was alles aan terra incognito het tegenovergestelde van hoe het Europese continent er uit zag.
Het was echter ook een omstreden term, vooral binnen de kerk. Aangezien het gezien werd als een belediging dat God dat soort wezens gecreëerd zou hebben.
Moet zeggen dat ik 15 jaar naar datum nog steeds enthousiast kan worden over een relatief klein detail in de geschiedenis van Oceanië. En dat ik er nog zoveel van terug kan halen.
Maar de combinatie van terra incognito en antipodes levert wel het een en ander op. Professor Ad Borsboom (Radboud Universiteit, zeker met pensioen, hopelijk nog wel in leven) was degene die tijdens een college het verhaal op inspirerende manier verteld heeft. In zijn werk over Australië komt het ongetwijfeld terug.
Het huidige hoofd van de faculteit Antropologie, Dr. Toon van Meijl is een autoriteit waar het de Antropologie van Oceanië betreft.
U zou kunnen proberen hem een mailtje te sturen. U mag mijn naam noemen hoewel ik niet weet of dat toegevoegde waarde heeft aangezien ik waarschijnlijk nog steeds bij hem te boek sta als de meest luie student die hij ooit begeleid heeft……en slordig met voetnoten bovendien:-).
Precies het tegenovergestelde van de nauwkeurigheid en gedrevenheid waarmee de heer van Meijl antropologie bedrijft (en zo hoort het natuurlijk ook als van de Antropologie je vak hebt gemaakt),
Toch nog een lang verhaal. Maar enthousiasme roept enthousiasme op.
Als u literatuur vind of contacten legt die mijn verhaal bevestigen of weerleggen. Dan hoor ik dat graag,
vriendelijke groet
Sander