Het bewijs van liefde door Catherine Hall, oorspronkelijke titel The Proof of Love, vertaald door Aleid van Eekelen-Benders en verschenen bij Cargo.
Het is op dit moment misschien moeilijk voor te stellen, maar er bestaan ook bloedhete zomers. Zomers waarin de hitte maar niet afneemt, waarin het dag en nacht warm blijft, gras en planten verdorren, de aarde uitdroogt, je van hogerhand opdracht krijgt om zuinig te doen met water en het lijkt alsof er nooit meer een druppel regen zal vallen. Zo’n zomer was het in 1976, in Nederland maar ook in Engeland, en in die zomer speelt het verhaal van Het bewijs van liefde zich af.
Op een afgelegen schapenboerderij in het Lake District klopt een vreemde aan, Spencer Little, een wiskundige die op de fiets uit Cambridge is gekomen en die voor de duur van de zomer om werk vraagt, niet voor loon maar in ruil voor kost en inwoning.
Een besloten plattelandsgemeenschap met strikte normen en nauwelijks oog voor de buitenwereld, krijgt te maken met een stille, teruggetrokken buitenstaander en, later, een groep hippies. Daartegenover de wiskundige, die hoopt een vernederende ervaring te ontvluchten en de vereiste concentratie voor zijn wiskunde te hervinden, maar in aanraking komt met mensen en opvattingen die hem tot dan toe vreemd waren, of die juist beangstigend sterk lijken op wat hij wilde ontlopen.
En al die tijd straalt de warmte van de bladzijden.
Inspiratie
In mijn stukje over Catherine Halls eerste boek, Herinneringen aan Grace, schreef ik dat in verschillende recensies had gestaan ‘Daphne Du Maurier meets Sarah Waters’. Een Engelse recensent van The Proof of Love merkt op dat hij op dit boek een sticker met dezelfde tekst aantrof, maar, zegt hij: ‘Dat klopt helemaal niet. Ik werd eerder herinnerd aan stukken van D.H. Lawrence en Thomas Hardy, maar die namen zijn vandaag de dag zeker niet sexy genoeg voor op een boekomslag?’
Sexy of niet, de auteur heeft zich inderdaad door hen laten inspireren. Daar moest ik bij het vertalen wel even in komen, want het betekende dat Hall lange zinnen gebruikt, die ook in het Nederlands goed leesbaar moesten blijven en niet in stukjes gehakt mochten worden.
Een andere inspiratiebron, niet voor de stijl maar voor de namen, bleek Lewis Carroll. Toen ik eenmaal doorkreeg dat het kleine meisje Alice die naam niet zomaar droeg, leverde dat een leuke speurtocht op.
Hulpbronnen
Het is al vele malen gezegd, en voor mij was het nog nooit zo sterk opgegaan als bij dit boek: een vertaler is nergens zonder deskundigen op wie hij een beroep kan doen. Hier kwamen twee werelden samen, met als gevolg dat ik achtergrondinformatie nodig had over wiskunde (dank je wel, Marianne), muziek (dank je wel, Mariella) en schapen (dank je wel, Elly). Ik zeg met opzet ‘achtergrondinformatie’, omdat ik de kennis die ik kreeg soms letterlijk overnam, maar er binnen de context van het verhaal ook wel mijn eigen draai aan moest geven.
Botsing tussen culturen
Ik vond het zelf een bijzonder geslaagde combinatie: de door Hardy en Lawrence geïnspireerde stijl voor een verhaal dat zich afspeelt in de jaren zeventig, verleden tijd maar wel door velen van ons zelf meegemaakt (en nog levendig in ons geheugen). De drang naar vrijheid die voor veel anderen juist een bedreiging vormde. Wat de aanblik van beschilderde busjes vol hippies in een besloten gemeenschap teweegbrengt: ‘Christus nog aan toe, het is 1976 en het lijkt net of wij hier in de jaren vijftig zijn blijven steken. We zien er anders uit dan de rest van de wereld, we praten anders dan de rest. We denken niet eens net als zij. Dat zie je toch zelf, je werkt toch voor Hartley. Je weet dat ik gelijk heb. Mensen als die hippies komen hiernaartoe omdat ze ergens naar op zoek zijn. Ze hebben er de mond van vol hoe verdomd geweldig het is om in contact te komen met de natuur, om vrij te zijn. Nou, probeer maar ’s hoe het is om hier geboren te zijn. Om niet weg te kunnen.’
Dit alles dus in die oudere stijl en de symboliek die erin doorklinkt, met overkoepelend dat veelzeggende weer: de aanhoudende, alles lam leggende warmte, tot vlak voor de finale het onweer losbarst en de regen met bakken uit de hemel komt.
Leuk stuk en het lijkt me een boeiend boek! Hoe waren de dialogen, kwam er veel dialect dan wel Koos Koets-speak in voor? Ik hoorde laatst over een collega (ik weet niet meer wie) die boeken met veel dialect niet wil vertalen. Het blijft lastig.
Er werd inderdaad dialect gesproken, maar alleen door de boer en in pubgesprekken. De rest van het boerengezin sprak geen dialect, in elk geval niet tegen de buitenstaander die de hoofdpersoon was. Gelukkig, want anders had het nogal gestoord tijdens het lezen, denk ik.
Het ging vooral om ingeslikte letters. Ik heb veel ’t, d’r en dergelijke gebruikt: geen nep-dialect of Nederlands streekdialect, maar wel duidelijk anders dan de rest.