Het genootschap van de laatste dieren van Jeffrey Moore, vertaald door Gerda Baardman en Wim Scherpenisse, uitgegeven bij De Arbeiderspers (oorspronkelijke titel: The Extinction Club).
De derde roman van Jeffrey Moore heeft twee sterk verschillende hoofdpersonen. De eerste heet Nile Nightingale; hij is veertig, beschouwt zijn leven als mislukt en is voor zichzelf en de schimmen uit zijn verleden vanuit de VS naar een onherbergzaam deel van Québec gevlucht. Hij is onder andere postzegelverzamelaar, talenwonder en afgekickt van zo ongeveer alles waar een mens aan verslaafd kan zijn. De tweede hoofdpersoon is een veertienjarig meisje, Céleste Jonquères. Zij is een radicale natuur- en dierenbeschermster die levensgevaarlijk is toegetakeld door een stel gewelddadige, gewetenloze jagers en handelaars in dierlijke producten.
Stom toevallig vindt Nile de bewusteloze Céleste en hij weet op het nippertje haar leven te redden. Vanaf dat moment ontstaat er ondanks aanvankelijke wederzijdse tegenzin een onwaarschijnlijke vriendschap tussen deze twee buitenbeentjes, die samen een bloedstollende strijd aanbinden met hun nietsontziende tegenstanders. Door de vele beschrijvingen van dierenleed, wreedheid en hemeltergende domheid is het verhaal soms bijna ondraaglijk, maar tegelijk is het boek een onverbiddelijke pageturner. De vaak komische conversaties tussen Nile en Céleste, die beiden zeer intelligent en talig zijn, zorgen voor een lichtere toets en maakten het vertalen tot een feest.
De vertaling
Het boek bevatte nogal wat vertaaluitdagingen. Allereerst door de vele verschillende stemmen. De twee hoofdpersonen hebben natuurlijk elk hun geheel eigen wereld en vocabulaire, en voor de ruige, grofgebekte jagers, een permanent stonede makelaar en een mogelijk demente klussenman die zich vrij geloofwaardig als Welshman weet voor te doen, maar dat niet is – om er maar eens drie te noemen – moesten we telkens weer andere registers opentrekken.
Een ander obstakel vormden de liedjes en gedichten. De citaten uit ‘Good King Wenceslas’ die voorafgaan aan de drie delen van het boek hebben we uiteindelijk in het Engels laten staan, ervan uitgaande dat veel Nederlandse lezers wel bekend zullen zijn met dat kerstlied (en zo niet, dan kunnen ze het aan de hand van de citaten zonder moeite googelen). Hetzelfde geldt voor een paar overbekende songteksten. Een aantal gedichten hebben we wel vertaald, onder meer een onzinvers van Lewis Carroll en een berijmd grafschrift voor een diep betreurde kat.
Van somersault naar koprol
Een heel aparte uitdaging vormden de vele woordgrappen en woordspelingen. Helaas was niet voor alles een Nederlands equivalent te vinden, en daarom hebben we weleens een beetje gesmokkeld en een nieuw spitsvondigheidje toegevoegd ter compensatie van een onvertaalbare kwinkslag in de brontekst.
Zo discussiëren Nile en Céleste op zeker moment over het woord somersault. In het Engels hebben ze het dan over de etymologie – uit het Middelfrans sombresault, van Latijn supra, ‘boven’, en saltus, ‘sprong’. Daarna refereert Nile aan het grapje dat een somersault zo heet ‘because it starts with a spring and ends with a fall’ (het begin van het woord wordt namelijk uitgesproken als summer).
Na veel peinzen hebben we hen in de vertaling laten praten over het woord ‘koprol’. Céleste merkt op dat het woord haar altijd doet denken aan coprolalie, maar dat dat niet zo vreemd is omdat je bij een koprol toch al bijna met je hoofd in je kont zit. Waarna als grapje volgt: wat is een koprol? Dat is de enige rol die Ronald Reagan niet kon verpesten. Volgens ons is het goed voorstelbaar dat hun gesprek zo zou zijn verlopen als ze Nederlands hadden gesproken.