De avonturen van Kornél Esti, van Dezső Kosztolányi, uit het Hongaars vertaald door Mari Alföldy, uitgegeven bij Van Gennep (oorspronkelijke titel: Esti Kornél kalandjai).
Kornél Esti is een favoriet personage van de Hongaarse schrijver Dezső Kosztolányi: een schelmachtige figuur die de regels van de burgerlijke wereld aan zijn laars lapt en in het kunstenaarsmilieu van Boedapest aan het begin van de twintigste eeuw en tijdens zijn vele reizen allerlei alledaagse en onwaarschijnlijke avonturen beleeft. Hij heet niet voor niets Esti: dit is een sprekende naam die ‘van de avond’ betekent. Nadat ik met veel plezier een eerdere bundel met heerlijke verhalen had vertaald rondom deze figuur, was ik erg blij toen ik weer de kans kreeg me aan Kosztolányi’s uitdagende proza te zetten.
Hongaarse lente
De afgelopen tien jaar is er een inhaalslag te zien geweest op het gebied van de Hongaarse literatuur in Nederland. Naar aanleiding van het succes van de romans van Sándor Márai ontstond er opeens aandacht voor andere, ook klassieke auteurs. Een van hen is Kosztolányi (1885-1936), van wie de romans Anna, Leeuwerik en de historische roman Nero, de bloedige dichter in het Nederlands zijn verschenen, net als de verhalencyclus De belevenissen van Kornél Esti (door een fout ook bekend onder de titel De bekentenissen van Kornél Esti), alle bij uitgeverij Van Gennep. Deze schrijver/dichter/publicist/literair vertaler, die tot een westers georiënteerde stroming in de Hongaarse literatuur behoorde rond het tijdschrift met de veelzeggende naam Nyugat (Het Westen), was afkomstig uit het stadje Szabadka in het toenmalige Zuid-Hongarije, tegenwoordig Subotica, Servië, maar bracht het grootste deel van zijn leven in Boedapest door. Hij overleed in 1936 aan keelkanker.
Kosztolányi staat bekend als een groot stilist en taalkunstenaar en wordt gezien als een van de grote figuren van de Hongaarse literatuur in de twintigste eeuw. Zijn jongere tijdgenoot Sándor Márai was een groot bewonderaar van Kosztolányi, en in het bijzonder van de Esti-teksten. In zijn ook in het Nederlands verschenen memoires Land, land!… haalt hij bij een scène met een Russische soldaat die hij woordeloos begrijpt, het verhaal De Bulgaarse tramconducteur aan, bijna alsof het om een archetypisch verhaal ging. Ook hedendaagse schrijvers hebben hem hoog zitten: in 2010 verscheen de roman Esti van Péter Esterházy, die op zijn eigen wijze een hommage brengt aan zijn voorganger, die hij als een literaire verwant ziet.
Verzamelde verhalen
Vrijwel alle verhalen van Kosztolányi verschenen eerst in kranten en tijdschriften en werden later door hemzelf en anderen gebundeld. Vanwege het bestaan van verschillende selecties moest er een keuze worden gemaakt voor de Nederlandse uitgave en mijn voorstellen daartoe werden door de uitgever overgenomen.
Kosztolányi zelf had achttien over het algemeen wat langere verhalen opgenomen in het boek met de Hongaarse titel Esti Kornél (in het Hongaars staan voor- en achternaam ‘andersom’), als bundel verschenen in 1933, de brontekst van de eerste Nederlandse Esti-bundel uit 2007. In 1936 bracht hij in het boek Tengerszem (Bergmeer) de overige verhalen rond deze hoofdpersoon bijeen in een cyclus met de titel Esti Kornél kalandjai (De avonturen van Kornél Esti). Het gaat om zeventien verhalen, die over het algemeen wat korter en meer op één pointe gebaseerd zijn dan de meer uitgewerkte vertellingen in de eerdere uitgave. Hiermee was het merendeel van de Esti-verhalen gebundeld, maar een klein aantal is tijdens Kosztolányi’s leven niet in boekvorm verschenen.
In latere publicaties van Kosztolányi’s oeuvre is door Hongaarse filologen heel wat geschoven met deze teksten. Zo staan in de bundel Esti Kornél kalandjai, verschenen bij uitgeverij Osiris (Boedapest, 2000), buiten deze zeventien in een aanhang nog zes andere verhalen met Esti als hoofdpersoon, die door Kosztolányi zelf in geen enkele bundel waren opgenomen. In de Duitse vertaling is die selectie inclusief aanhang overgenomen en tot één cyclus samengesmeed, waarin de verhalen in chronologische volgorde staan.
Spannende selectie
Ik heb ervoor gekozen om de oorspronkelijke selectie van Kosztolányi aan te houden, in de door hem bepaalde volgorde. Dit zou een dun boekje opgeleverd hebben en de uitgever vond het gelukkig een goed idee om het aan te vullen met andere verhalen van de schrijver. Dit genre lag Kosztolányi bijzonder goed. Zijn verzamelde verhalen, in twee kloeke delen verschenen bij uitgeverij Osiris (Boedapest 2007), bevatten heuse pareltjes die in sfeer heel goed bij de Esti-selectie passen. De Nederlandse lezer krijgt op die manier toegang tot de door Kosztolányi uitgekozen beste Esti-verhalen én de beste van zijn andere verhalen: dit leek me een betere introductie tot de vertelkunst van deze bijzondere schrijver dan het resultaat van een – nogal technisch – selecteren op hoofdpersoon.
Hierdoor kreeg ik de spannende en verantwoordelijke taak om een selectie te maken van Kosztolányi’s verhalen. Zo’n keuze is uiteraard altijd enigszins subjectief. Ik heb ernaar gestreefd het tweede deel van het Nederlandse boek een coherent geheel te laten vormen met de Esti-teksten, en zoveel mogelijk de bekendste verhalen van deze Hongaarse meester te presenteren. De verhalen staan in de chronologische volgorde waarin ze voorkomen in de door mij gebruikte Hongaarse brontekst: Kosztolányi’s verzamelde verhalen, in twee delen verschenen bij uitgeverij Osiris (Boedapest 2007).
Een verantwoording van de samenstelling wordt in het Nederlandse boek gegeven in een nawoord van de vertaler — als iemand de Duitse vertaling naast de Nederlandse zou leggen, moest hij niet denken dat wij willekeurig in een gecanoniseerd oeuvre hebben gegrasduind.
Biografische accenten
Interessant om te vermelden zijn nog de biografische verwijzingen in de verhalen. Zo hebben Hongaarse literatuurhistorici veel van de personages kunnen verbinden aan bekende mensen uit het literaire wereldje van die tijd. Bijzonder in dat opzicht is het verhaal ‘Raadspelletje’, waarin Kosztolányi het generatieverschil beschrijft tussen zijn leeftijdgenoten, die gevormd zijn in de belle époque, de periode vóór de Eerste Wereldoorlog, dus vóór het uiteenvallen van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie en het verlies door Hongarije van een groot deel van zijn grondgebied, en de jongere garde, waarvan de jeugdjaren bepaald werden door de Eerste Wereldoorlog en de nasleep daarvan.
De figuur van de jonge dichter János Jancsi is gebaseerd op Attila József (1905-1937), een van de grootste Hongaarse dichters van de twintigste eeuw. (Zoals de verteller ook aangeeft, is János Jancsi een vreemde naam in het Hongaars: Jancsi is een veelvoorkomende roepnaam van János, de Hongaarse variant van Johannes, maar doordat het woord op het suffix –i eindigt, wat ‘van’ betekent en typisch is als einde van Hongaarse familienamen, is het theoretisch voorstelbaar dat iemand zo heet.) Het grondmotief van het verhaal schijnt terug te gaan op een waargebeurd voorval: een zelfmoordpoging van Józsefs levensgezellin Judit Szántó. Andor Németh, een bevriende schrijver, heeft door systematische vragen in de stijl van het raadspelletje dat in het Hongaars en andere talen de Bijbelse naam van Bar Kochba draagt, moeten raden wat er gebeurd was.
Verder blijkt uit brieven dat Kosztolányi worstelde met een opiumverslaving, ofschoon in minder ernstige mate dan zijn neef en collega Géza Csáth, die eraan ten onder ging. Het middel komt terloops ter sprake in het laatste verhaal over de dood van Esti.
Een boek dat me dus om verschillende redenen na aan het hart ligt: ik vind het fijn om te mogen bijdragen aan de faam van deze grote Hongaarse schrijver in Nederland, en door de selectie te maken, kreeg ik een speciale betrokkenheid bij het boek; daarnaast was het uiteraard een uitdaging om deze fantastische teksten zo treffend mogelijk in het Nederlands weer te geven.
‘De rondvraag’
Als smaakmaker hier het kortste verhaal uit het boek, met een grappige Nederlandse connectie.
De rondvraag
De beroemde schrijver met zijn grijze leeuwenmanen lag om één uur ’s middags nog in zijn bed.
Hij dronk zwarte Engelse thee zonder suiker. Zijn secretaris kwam binnen. Hij bracht de post van die ochtend.
‘Iets bijzonders?’ vroeg de schrijver.
‘Nee, niets,’ meldde de secretaris. ‘Een paar persoonlijke brieven. De Nederlandse uitgever heeft geld gestuurd. De eerste druk is uitverkocht, in het voorjaar brengen ze een nieuwe uit. Verzoeken om een autogram, uitnodigingen, tijdschriften. Presentexemplaren. En een rondvraag.’
De beroemde schrijver vertrok smalend zijn mond. Hij had er een hekel aan met rondvragen lastiggevallen te worden. Er was slechts één ding waar hij een nog grotere hekel aan had: niet met rondvragen lastiggevallen te worden.
Lusteloos informeerde hij waar de rondvraag over ging.
‘Over de toekomst van de mensheid,’ zei de secretaris en hij las meteen: ‘Gelooft u in een toekomst voor de mensheid, en hoe ziet u die na de bittere ervaringen van de oorlog? De bioscoop… de radio… Het zou ons een grote eer zijn uw antwoord te mogen vernemen, derhalve verzoeken we u ons zo snel mogelijk uw reactie te doen toekomen, aangezien uw altijd interessante en waardevolle individuele opinie niet alleen voor onze lezers maar het hele geciviliseerde Westen toonaangevend is. Uw stellingname zal het pronkstuk van ons feestnummer zijn.’
‘Ja, ja,’ zei de beroemde schrijver, hij leunde op één elleboog en peinsde. Hij bleef een tijd peinzen. Deels over de Nederlandse guldens en deels over zijn altijd interessante en waardevolle individuele opinie, deels over de toekomst van de mensheid. Met zijn mening over het laatste was hij snel klaar. Zijn hoofd zat vol woorden die zich vermenigvuldigden door deling. De toekomst van de mensheid zag hij overwegend positief, bijna rooskleurig.
‘Ik dicteer,’ zei hij tegen de secretaris. ‘De toekomst van de mensheid dus? Geeft u die brief maar.’
De secretaris overhandigde de post. De beroemde schrijver verbleekte. Het was een rondzendbrief die op een stencilmachine was vervaardigd, de paarse letters zo vaag dat ze nauwelijks te lezen waren, alleen zijn naam was er met inkt bij gezet, in een hokje bovenin, het was minstens de vijftigste kopie. Ten minste vijftig andere mensen hadden dus een even interessante en waardevolle individuele opinie als hij.
‘Wat een smeerlappen,’ mompelde hij tussen zijn tanden. Hij verfrommelde de brief en gooide hem op de grond.
De secretaris, die zijn pen al boven het papier hield, boog naar voren.
‘Dus we antwoorden niet?’
‘Jawel,’ zuchtte de beroemde schrijver, als een martelaar. ‘We antwoorden evengoed.’ En hij begon zijn mening over de toekomst van de mensheid te dicteren.
Die zag hij nu veel donkerder dan een paar seconden eerder, bijna rouwzwart.
Hij meende dat de domme en ongelukkige mensheid hard op weg was naar de afgrond.1927
Mooi verhaal. De sfeer doet me een beetje aan Tsjechov denken. En de mooiste zin is: ‘Zijn hoofd zat vol woorden die zich vermenigvuldigden door deling.’
Ik sluit mij graag bij de vorige spreker aan. En als de “avonturen” van Kornel E. net zo hilarisch en absurdisch zijn als zijn “belevenissen/bekentenissen”, en net zo droog-komisch verteld worden, en naar een even soepel en dynamisch Nederlands vertaald zijn, dan zal ik ook dit boek weer met huid en haar verslinden. Maar… waarom is in bovenstaande zkv-tje sprake van een… “rondvraag”? Dat moet, gezien de context, toch… “enquete” zijn? Of is hier bewust gekozen voor een vlamisme? Omdat de auteur ook zoiets doet? Verder, ten overvloede, niets dan lof, ook voor de informatieve bijsluiter hierboven.
Beste Ed, dankjewel voor de komplimenten. Wat de rondvraag betreft, ik heb bewust voor een wat zeldzamer woord gekozen omdat enquete me aan een marketingonderzoek onder willekeurige mensen deed denken, waarmee men statistische gegevens wil verkrijgen, terwijl hier doelgericht een aantal schrijvers om de mening wordt gevraagd. En misschien werd ik onbewust beïnvloed door Kosztolányi, die erom bekend staat dat hij geen vreemde woorden gebruikte in het Hongaars…
Een aantal jaar geleden heb ik dankzij een recensie kennisgemaakt met het werk van Kosztolanyi. Het is inmiddels mijn favoriete schrijver geworden: ik geniet erg van zijn inhoud en stijl. Dank voor het verspreiden van zijn werk alsook voor zijn soepele vertalingen.