Aan het woord is Riet de Jong-Goossens, vertaler van Zuid-Afrikaanse literatuur en winnaar van de Martinus Nijhoffprijs 2010. Zij is door de Radbouduniversiteit in Nijmegen uitgenodigd voor een seminar over het thema ‘Vertalen is verraden?’ Startpunt daarvoor is De Sneeuwslaper, het jongste boek van de auteur Marlene van Niekerk, die zelf ook aanwezig is. Na een literair-filosofische inleiding op het boek door Paul van Tongeren, hoogleraar Wijsgerige Ethiek, vertellen de schrijfster en haar vaste vertaler ons iets over hun samenwerking.
Hierbij schetsen zij een situatie waarvan de meeste vertalers alleen maar kunnen dromen. Als Riet op een gegeven moment het vertalen karakteriseert als een dienende bezigheid, begint Marlene tegen te sputteren. Zij ervaart het meer als een ’tweelingschap’. ‘Vaak ontdek ik pas wat ik precies heb geschreven als Riet me vraagt wat ik eigenlijk bedoel. Ik pas regelmatig mijn tekst aan op grond van haar vragen en opmerkingen. Ik gebruik de vertaling om zelf verder te komen.’
Bedevaart
Soms gaan er wel drie of vier verschillende versies heen en weer. ‘Er zijn dingen die ik bij eerste lezing echt niet snap,’ vertelt Riet. ‘Al vertalend en overleggend komt dat begrip vanzelf, en dan moet ik weer terug naar wat ik eerder heb gedaan, om het aan te passen. Vertalen is zo net een bedevaart: drie stappen vooruit, twee stappen achteruit.’
De Nederlandse vertaling komt dus tot stand in intensieve samenspraak met de auteur. Riet is de eerste om toe te geven dat dit een ideale manier van werken is. ‘Als vertaler van Afrikaanse literatuur heb ik het voordeel dat al mijn auteurs nog leven, en dat ze graag meedenken en meelezen. Bovendien hebben de meesten van hen in Nederland gestudeerd, dus zijn ze min of meer in staat mijn vertaling te beoordelen. Min of meer, want die studie ligt in veel gevallen al een paar decennia achter hen, en ze zijn dan ook niet op de hoogte van de modernste ontwikkelingen in het Nederlands. Bovendien blijft het voor hen altijd een vreemde taal.’
Marlene bevestigt dit. Ze spreekt prima Nederlands, maar beheerst naar eigen zeggen de nuance van de taal maar voor veertig procent. ‘Als Riet dus zegt dat iets niet kan, vertrouw ik haar daarin. Diezelfde ervaring heb ik ook met mijn Engelse vertaler. Allebei wrijven ze mijn tekst als het ware tussen de handen en dan komt er iets uit wat ik zelf zo in het Nederlands of Engels niet had kunnen bedenken, maar wat wel erg mooi is en recht doet aan mijn bedoelingen.’
Scheepswerf
Niet elke auteur die Riet vertaalt, is zo meegaand. Zo was er een auteur die erop stond dat het woord werf (‘erf’, vergelijk het Engelse yard) in de Nederlandse vertaling bleef staan. Het kostte heel wat moeite om hem ervan te overtuigen dat de Nederlandse lezer zo de indruk zou krijgen dat elke Zuid-Afrikaan een scheepswerf achter zijn huis heeft. ‘In principe volg je als vertaler altijd de auteur. Je hoofddoel moet zijn, dat de auteur en de tekst recht gedaan wordt. Je hebt echter ook verplichtingen tegenover de lezer. Die heeft recht op een vertaling zonder fouten, en dus moet je bij al te koppige schrijvers je poot stijf houden.’
Dat laatste geldt overigens ook in de relatie met de persklaarmakers, over wie ze zich in weinig vleiende bewoordingen uitlaat. ‘Het werk van Marlene wordt gekenmerkt door vervreemdend taalgebruik, door ongewone constructies en veel registerwisselingen. Het is een hele worsteling dat in de vertaling te laten terugkomen. Niets is dus frustrerender dan een boek van meer dan 500 pagina’s terug te krijgen waarin de pkm alle mooie vondsten naar het alledaagse heeft teruggedraaid. Gelukkig hoef je je daar niets van aan te trekken.’
Vertalen is een ambacht, zeker, maar wel een waarin auteur en vertaler beide heel hun persoonlijkheid meenemen. Marlene’s taalgebruik is diepgaand beïnvloed door de oude Afrikaanse bijbelvertaling, wat haar katholiek opgevoede vertaler nog wel eens voor problemen stelt. ‘Ik lees haar voor de telefoon vaak hele stukken uit de Bijbel voor, om haar die prachtige cadans te laten horen.’ Riet heeft een Vlaamse moeder, en daardoor sluipen er soms Vlaamse woorden en uitdrukkingen haar vertaling binnen. ‘Soms mag dat niet van een uitgever, al beginnen ze het tegenwoordig steeds meer te waarderen.’
Eenselwige landskap
Elke taal kent zo zijn eigen vertaalproblemen en het Afrikaans is daarop geen uitzondering. Het is poëtischer dan het Nederlands, daarover zijn Marlene en Riet het eens. Het is ook compacter: de Nederlandse tekst neemt tien procent meer ruimte in beslag. Een derde complicatie is dat het zo op het Nederlands lijkt, waardoor de vertaler dubbel op haar hoede moet zijn voor valse vrienden. Riet vertelt dat ze ooit de uitdrukking eenselwige landskap tegenkwam; een prachtig beeld, vond ze – tot ze voor de zekerheid toch maar even in het woordenboek keek en het gewoon ‘saai landschap’ bleek te betekenen. Wat ook voor hoofdbrekens kan zorgen, is dat het Afrikaans de onvoltooid verleden tijd niet kent. Een zin als Ek het gedink jy is weg vertaalt zich vrij soepel in ‘Ik dacht dat je weg was’, maar er zijn ook voorbeelden te bedenken waarbij het lastiger is om het juiste tijdsperspectief over te brengen.
Het kan niet anders of de aanwezigen op het seminar hebben een beter beeld gekregen van het werk van een vertaler. Voor mij als vertaler was het een feest van herkenning, en een stimulans om me weer met enthousiasme op mijn eigen projecten te werpen.
De sneeuwslaper is verschenen bij Querido.
Dank je wel voor je verslag, Dorien! Heel boeiend om te lezen, en wat een mooie samenwerking tussen schrijver en vertaler.
Inderdaad, heel boeiend om te lezen, Dorien.
Bedankt Dorien, dit geeft een goede indruk, lijkt me!
Wat een helder verslag, Dorien! Ging het maar altijd zo tussen auteur en vertaler. Krijg trouwens meteen zin om De sneeuwslaper te gaan lezen. Heb ook al zo van Agaat genoten.
Leuk en herkenbaar verhaal, Dorien! Ik heb ook eens zo prettig samengewerkt met een Surinaamse schrijfster die in het Engels schreef. Daar stonden een aantal liedjes in, die we al mailend samen hebben vertaald.