Voorwoord van de blogredactie
In Boekblad Magazine van 6 augustus 2010 schreef Kamiel Koelman, advocaat gespecialiseerd in intellectuele eigendom bij Van Diepen en Van der Kroef, onder de titel Geen overdracht van rechten, maar een licentie voor vijf jaar een artikel over het auteurscontractenrecht. Janne Rijkers, coördinator van de Vereniging van Letterkundigen en hoofd Juridische Zaken van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers, verwoordde in een reactie in Boekblad van 25 augustus 2010 het standpunt van makers, Raoul Eljon, adjunct-secretaris van het Nederlands Uitgeversverbond, dat van de uitgevers: Het voorontwerp auteurscontractenrecht schiet zijn doel voorbij. Samen vormen de drie artikelen een interessant drieluik van het conceptwetsvoorstel auteurscontractenrecht dat minister Hirsch Ballin van Justitie op 1 juni 2010 ter consultatie aanbood (zie het bovenste kader). Het stuk van Janne Rijkers nemen we hieronder met haar toestemming over.
Herstel level playing field
Over het algemeen zijn makers, waaronder schrijvers en vertalers, te spreken over het wetsontwerp. Het getuigt van een gezonde kijk op het auteursrecht: een auteursrecht waarin de maker centraal staat.
Het wetsontwerp auteurscontractenrecht beoogt de onderhandelingspositie van auteurs ten opzichte van de exploitanten van hun werk te verbeteren. Helaas is dat hard nodig. Er zijn buitengewoon veel contracten in omloop die een overheidsingrijpen rechtvaardigen. Het gaat hier niet om een bescherming gelijk aan die voor werknemers, zoals Kamiel Koelman in zijn artikel betoogt. Het gaat om een poging tot herstel van een level playing field, het betreft immers ondernemers onderling. Zo’n level playing field ontbreekt in de praktijk en daar is dit wetsontwerp op geschreven. De individuele auteur heeft steun in de rug nodig als hij tegenover zijn steeds groter groeiende exploitant zit.
Het auteurscontractenrecht regelt de manier waarop een maker van een auteursrechtelijk beschermd werk exploitatiebevoegdheid verleent aan een derde (de exploitant).
In het voorontwerp wordt onder andere voorgesteld om auteurs, schrijvers, zangers en componisten mogelijkheid te geven om na verloop van tijd opnieuw te beslissen over de exploitatie van hun werken. Het auteursrecht wordt verder pas overdraagbaar ná het overlijden van de maker. De bijzondere band tussen de maker en zijn werk wordt daarmee sterker benadrukt.
Het kabinet wil de positie van de natuurlijke maker ten opzichte van de exploitant versterken omdat de onderhandelingspositie van auteurs en uitvoerend kunstenaars in veel gevallen structureel zwakker is door de toenemende mediaconcentratie.
Het voorontwerp regelt verder de invoering van het wettelijk recht van de maker op een billijke vergoeding bij een exclusieve licentie, de invoering van de disproportionaliteitsregel (de maker kan de rechter verzoeken de vergoeding te verhogen als deze niet in verhouding staat tot de opbrengst van de exploitatie van het werk) en de invoering van de non ususregel (ontbinding van de licentieovereenkomst is mogelijk als de exploitant het auteursrecht niet of onvoldoende exploiteert).
Bron: rijksoverheid.nl
Literaire schrijvers en vertalers hebben het nog niet zo slecht in vergelijking met veel andere makers van auteursrechtelijk beschermd werk (componisten, ontwerpers, fotografen). Dat komt met name door het bestaan van de modelcontracten als resultaat van onderhandelingen tussen de Literaire Uitgevers Groep en de VvL. De wetgever wil met het wetsontwerp de totstandkoming van meer modelcontracten, binnen en buiten het boekenvak, stimuleren. De kans op een eerlijkere overeenkomst tussen partijen is groter als representatieve verenigingen, die expertise in huis kunnen halen, met elkaar in onderhandeling treden.
Billijkheidsbeginsel
Een van de voorstellen (artikel 25c) luidt dat een gezamenlijk gedragen voorstel tot vergoeding voor auteursrecht, zoals dat bij de modelcontracten altijd gebeurde, door OCenW kan worden bestempeld als ‘billijk’. Deze maatregel komt – deels – tegemoet aan een probleem waar de schrijvers en uitgevers een paar jaar geleden tegenaan liepen: de NMa achtte het vertaaltarief in strijd met de Mededingingswet. Met het voorstel wordt het probleem helaas maar ten dele opgelost. Zo blijven adviezen over honoraria bijvoorbeeld onmogelijk, en er is geen oplossing voor de situatie waarin partijen geen overeenstemming bereiken of voor wanneer er überhaupt geen onderhandelingspartner is.
1.Artikel 25 c
1. De maker heeft recht op een billijke vergoeding voor het verlenen van een exclusieve licentie voor het geheel of een gedeelte van het auteursrecht.
2. Een vergoeding wordt geacht billijk te zijn indien de hoogte daarvan is vastgesteld door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap na overleg met Onze Minister van Justitie. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld in verband met de vaststelling van de billijke vergoeding.
3. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gaat alleen over tot vaststelling als bedoeld in het tweede lid op gezamenlijk verzoek van een in de desbetreffende branche bestaande vereniging van makers van werken van wetenschap, letterkunde en kunst en een exploitant of een vereniging van exploitanten van deze werken. Het verzoek bevat een gezamenlijk gedragen advies inzake de billijke vergoeding. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld in verband met de indiening van het verzoek.
4. Een vereniging als bedoeld in het derde lid is representatief en onafhankelijk. Uit de statuten van de vereniging blijkt dat zij tot doel heeft Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een advies als bedoeld in het derde lid uit te brengen.
Bron: overheid.nl (pdf)
Maar de twee meest in het oog springende artikelen uit het wetsontwerp zijn de onoverdraagbaarheid van het auteursrecht bij het leven van de auteur (artikel 2) en de tijdelijke licentie die daarvoor in de plaats komt (artikel 25b). Niets schokkends voor het boekenvak overigens, want daar is deze praktijk volstrekt gangbaar. Althans, wanneer het modelcontract wordt gebruikt. Bij jeugdboekenschrijvers en vertalers (van werk dat niet literair wordt geacht) kom ik nog regelmatig overdrachtscontracten tegen. De positie van deze groepen zou zeker verbeteren door de onoverdraagbaarheid.
Artikel 2
1. Het auteursrecht gaat over bij erfopvolging en is, behoudens in de bij wet bepaalde gevallen, eerst na het overlijden van de maker vatbaar voor gehele of gedeeltelijke overdracht. Het auteursrecht van maker als bedoeld in artikel 7 en artikel 8 Auteurswet is vatbaar voor gehele of gedeeltelijke overdracht.
2. De maker, of zijn rechtverkrijgende, kan aan een derde een licentie verlenen voor het geheel of een gedeelte van het auteursrecht.
3. Het verlenen van een exclusieve licentie, alsmede de levering vereist voor gehele of gedeeltelijke overdracht geschiedt bij een daartoe bestemde akte. De exclusieve licentie of overdracht omvat alleen die bevoegdheden die in de akte staan vermeld of die uit de aard en de strekking van de licentie of titel noodzakelijkerwijs voortvloeien. De laatste volzin is niet van toepassing op een maker als bedoeld in artikel 7 en 8 Auteurswet.
4. Het auteursrecht dat toekomt aan de maker van een werk, alsmede, na het overlijden van de maker, het auteursrecht op niet openbaar gemaakte werken, dat toekomt aan degene die het als erfgenaam of legataris van de maker heeft verkregen, is niet vatbaar voor beslag.
Artikel 25b
1. De overeenkomst waarbij een exclusieve licentie is verleend voor een periode van meer dan vijf jaar, is opzegbaar door de licentiegever tegen het einde van elk vijfde jaar binnen die periode. De opzegging geschiedt uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de periode van vijf jaar.
2. De termijn voor de periodieke opzegbaarheid en de termijn van opzegging kan slechts worden verlengd bij overeenkomst tussen een vereniging van makers en een exploitant of vereniging van exploitanten. Artikel 25c lid 4 is van overeenkomstige toepassing.
3. Indien door de licentienemer is bedongen dat de overeenkomst tussentijds kan worden opgezegd, geldt, onverminderd het eerste lid, onder gelijkluidende voorwaarden deze bevoegdheid ook voor de licentiegever.
4.Tenzij schriftelijk anders is overeengekomen, heeft de exclusieve licentienemer het recht de uit artikel 26d tot en met artikel 29b Aw voortvloeiende bevoegdheden uit te oefenen, voor zover deze strekken tot bescherming van de rechten waarvan de uitoefening hem is toegestaan.
Bron: overheid.nl (pdf)
Flexibiliteit
Een veelgehoorde vrees is dat uitgevers als reactie op deze maatregel auteurs in dienst zullen gaan nemen, om via die weg alsnog het (werkgevers)auteursrecht in handen te krijgen. Ik geloof dat die kans miniem is. Ten eerste omdat auteurs zeer gesteld zijn op hun zelfstandigheid en niet zomaar in dienst zullen treden bij een uitgever, en ten tweede omdat uitgevers daarop helemaal niet zijn ingericht. Welke uitgever zit te wachten op een rits aan tijdelijke dienstverbanden met bijbehorende arbeidsrechtelijke zorgen?
Wat wel nieuw is, ook in het boekenvak, is de in artikel 25b genoemde licentietermijn van vijf jaar. Maar ook zo’n termijn is eigenlijk niet ongebruikelijk voor boeken. Met het vaststellen van een termijn wordt een uitgever gestimuleerd om binnen die tijd een goede exploitatie te verrichten.
Doet hij dat, dan zal geen auteur reden zien om op te zeggen.
De wetgever stuurt met zo’n termijn aan op meer innovatie binnen het boekenvak. Door meer flexibiliteit te creëren, zal een auteur – hopelijk – beter per soort exploitatie (digitaal, papier, bewerking) kunnen bekijken wie het meest geschikt is om die op zich te nemen.
Over het algemeen zijn makers, waaronder schrijvers en vertalers, te spreken over het wetsontwerp. Het getuigt van een gezonde kijk op het auteursrecht: een auteursrecht waarin de maker centraal staat.
Dit artikel verscheen eerder in Boekblad 2010:14
Op 8 juni 2010 schilderde Richard Kwakkel in een reactie de contouren van het conceptwetsvoorstel. De consultatieperiode is verlengd tot eind september. De overheid nodigt belangstellenden uit op het voorontwerp te reageren. Dat kan online, of door een tekstdocument (doc, docx, odt of pdf) op te laden. Reacties worden na afloop van de consultatieperiode alleen met goedkeuring van de inzender gepubliceerd. De overheid houdt bezoekers die een reactie achterlaten op de hoogte van het verloop van de procedure.