Het is altijd een beetje triest als je ziet dat een door jou vertaald boek in de ramsj wordt aangeboden. Je hebt toch enkele maanden met zo’n boek geleefd en hoopt natuurlijk op een goede ontvangst. Vaak verdwijnt een boek na verschijning echter in een zwart gat of blijft het hooguit bij een signalering dat het er is. Na een jaar of twee volgt dan een mededeling van de uitgeverij dat het in prijs is opgeheven, wordt verramsjt.
Een paar weken geleden was het weer eens zover. Het boek 1434 van Gavin Menzies, waarvan mijn vertaling in 2008 is uitgekomen, stond in de ramsjrubriek van de NRC. Nu is dit geen boek waarvan ik vind dat iedereen het zou moeten lezen – er zijn boeken die je wel aan iedereen cadeau zou willen doen met de aansporing: lezen, vooral lezen! – maar het had toch wel een interessante stelling. Allerlei wetenschappelijke en technische doorbraken in de renaissance zouden namelijk te danken zijn aan de kennis die een Chinese vloot in 1434 meebracht naar Venetië en Florence. Hierdoor blijken bijvoorbeeld de meeste uitvindingen van Leonardo da Vinci op Chinese bronnen terug te voeren.
Met een overvloed aan uiteenlopend bijkomend bewijsmateriaal probeert de schrijver, een gepensioneerde duikbootkapitein, zijn stelling te onderbouwen. Het is een eigenaardig mengelmoesje van min of meer valide argumenten (want Leonardo da Vinci had natuurlijk wel degelijk voorlopers), kort door de bocht redeneren (‘als de Chinezen daar geweest zijn, is het aannemelijk dat de geleerden met hen hebben gesproken…’ wordt al in de volgende alinea ‘omdat de geleerden dus met de Chinezen hebben gesproken, wisten zij…’) en beschrijvingen en achtergrondinformatie die regelrecht uit een reisgids of geschiedenisboek lijken te komen (over de schoonheid van Venetië, de rijstbouw in de Po-vlakte of de sociale achtergrond van de ontdekkingsreizigers uit Spanje). En naar goed pseudowetenschappelijk gebruik wordt er af en toe stevig geklaagd over de scepsis van wetenschappers.
Dit was al met al best een leuk boek om te vertalen, omdat ik hierdoor met de vreemdste onderwerpen in aanraking kwam, van de werking van sluizen, pompen en perspectief tot het maken van landkaarten en globes, en van plaatsbepaling op zee tot de uitvinding van de parachute. Bijna iedereen met wie ik erover sprak, zei: ‘Wat interessant! Dat wil ik wel eens lezen.’ Ik heb het dan ook regelmatig uitgeleend. En nu ligt het dus in de ramsj. Grijp je kans.
1434. Het jaar waarin China de Italiaanse Renaissance deed ontbranden. Gavin Menzies. Amsterdam: Ambo, 2008. Vertaling uit het Engels: Patty Adelaar. In de ramsj bij Selexyz Donner Rotterdam.
Een bekend gevoel!
Maar eigenlijk vind ik dit nog erger: een grote uitgeverij stuurt de laatste tijd briefjes in de trant van dat ze ‘de weg naar de ramsj een moeilijke vinden’. Daarom geven ze er ‘de voorkeur aan om een gedeelte van de voorraad te vernietigen.’
‘Daarom’? Uiteraard houden ze de gewone voorraad wel op peil om aan de vraag van de boekhandel te voldoen.
Maar wat is een betere tweede kans voor een boek: in de ramsj, die toch een ruim publiek bereikt, of op een klein plankje bij het Centraal Boekhuis voor de schaarse kopers via de reguliere boekhandel?
@ Marijke
Boeken vernietigen is heel erg. Uitgeverijen kunnen ze dan nog beter weggeven aan papierkunstenaars of andere mensen die er mooie of nuttige dingen mee weten te doen.
Het akelige is dat het vaak juist de mooiste boeken zijn die verramsjt worden. Ken Alders De maat van alle dingen bijvoorbeeld. (Anthos, 2003). Ik heb er een half jaar hard aan gewerkt, ben er bijna overspannen van geraakt, en het lag al na twee jaar in de ramsj. En het is echt een fantastisch boek! (Aanbevolen voor iedereen die houdt van avonturenverhalen, wetenschapsgeschiedenis, natuur- en sterrenkunde, statistiek, economische geschiedenis en psychologische romans.)
Ik ben in zoverre wel blij dat het verramsjt is, dat ik vooral daarna nog wel eens opmerkingen kreeg van mensen die het aan het lezen waren en het niet meer weg konden leggen.