De VvL en de niet-literairen (4): het VvL-voorstel

Eind augustus 2009 schreven we op dit blog dat vertalers van niet-literaire boeken en de Vereniging van Letterkundigen (VvL) om tafel gingen zitten om te praten over belangenbehartiging. Op 11 september vond het eerste gesprek plaats van wat uiteindelijk een serie gesprekken zou worden. We spraken over de vorm waarin een eventuele samenwerking kon worden gegoten — een zelfstandige afdeling onder de koepel van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers (VSenV) naast de VvL, of een werkgroep binnen de afdeling VvL — en de voorwaarden waaraan de groep nieuwe leden zou moeten voldoen. De niet-literairen zouden in een verzoek tot toetreding aannemelijk maken dat ze de VSenV nodig hadden om hun belangen te behartigen. Om inzicht te krijgen in de marktpositie van boekvertalers besloten we een enquête te houden. Met de feiten die het onderzoek opleverde, onderbouwden we het Verzoek tot toetreding, dat we eind december bij het bureau van de VvL indienden.

VvL-Voorstel
Op 2 maart 2010 stuurde de VvL ons op grond van die aanvraag een Voorstel (dat je als pdf kunt downlaoden). Het VvL-bestuur geeft in het Voorstel aan in principe een rol te kunnen spelen bij het opkomen voor auteursrechtelijke belangen van boekvertalers. Voorwaarde is echter dat de groep boekvertalers die toetreedt tot de VvL, in wat voor vorm dan ook, homogeen van samenstelling is en onderling een grote mate van solidariteit aan de dag legt. Vooralsnog ziet de VvL geen aanleiding om de lidmaatschapsvoorwaarden zodanig aan te passen dat toetreding van alle vertalers van niet-literaire werken mogelijk wordt. Het modelcontract dat het resultaat is van overleg tussen de VvL en uitgevers verenigd in de Literaire Uitgeversgroep (LUG) — of enig ander contract met ‘redelijke voorwaarden’ bij een ‘professioneel geleide uitgeverij’ — blijft als toelatingscriterium gehandhaafd.

De VvL wil niet-literair boekvertalers wel helpen bij pogingen de interne samenhang van de groep die toetreding zoekt te vergroten. Daartoe mag de werkgroep gedurende een jaar gebruikmaken van de volgende faciliteiten: vergaderruimte in het Lodewijk van Deysselhuis in Amsterdam, gebruik van de rechtspersoon van de VSenV om subsidie aan te vragen en juridisch advies bij de aanpak van auteursrechtelijke problemen. Overleg tussen het bestuur van de Werkgroep Vertalers van de VvL en de werkgroep die ijvert voor toetreding van niet-literairen zou na dat jaar tot een nieuw verzoek moeten leiden dat concreter ingaat op de problemen van een homogene, solidaire groep boekvertalers. Dat verzoek zal dan opnieuw op zijn merites worden beoordeeld door de Werkgroep Vertalers, de VvL en de VSenV.

Vervolggesprek
Het voorstel wierp bij niet-literairen vragen op over onder andere de invulling van de begrippen ‘homogeen’ en ‘solidair’ en over de status van de werkgroep die een jaar met de VvL over een nieuw verzoek zou moeten overleggen. Ook uit de reacties op de lijst van de e-mailgroep Boekvertalers en het uitblijven van een stormloop op de poll die de werkgroep had geopend om de reacties van de leden te peilen, viel af te leiden dat een besluit voor of tegen verdere samenwerking met de VvL geen sinecure was. Telefonisch bleek dat de VvL ‘homogeniteit’ definieert in termen van genre, maar dat ze toch ook het ‘merk’ uitgever niet uit het oog wil verliezen.

Toch roepen ook die antwoorden weer nieuwe vragen op. Met een indeling naar genre ruil je de tweedeling literair — niet-literair immers in voor een andere tweedeling op basis van het criterium ‘genre’. Dat is een verschuiving, maar geen oplossing van het probleem. Met een schifting op basis van het criterium ‘uitgever’ zou de bestaande situatie gehandhaafd blijven, waarin de uitgever in de praktijk bepaalt of een boekvertaler lid kan worden van zijn eigen vakvereniging.

Kortom, het leek zowel de niet-literairen als de VvL raadzaam in een vervolggesprek te proberen antwoorden te vinden op oude en nieuwe vragen. Dat gesprek vond plaats op 13 april 2010 en leverde waardevolle informatie op over het zogenaamde VSenV-huis, de positie van de VSenV ten aanzien van het auteursrecht en ledenaantallen.

  • Het VSenV-huis
    Vooropstaat dat de VvL onverminderd bereid is met niet-literair boekvertalers in overleg te gaan over een mogelijke vorm van belangenbehartiging. Onderwerp van dat overleg, dat een jaar zou moeten duren, zou ook de vorm zijn waarin een permanente samenwerking gegoten zou kunnen worden. ‘Zou kunnen worden’, want op dit moment is nog niet duidelijk of niet-literair boekvertalers zullen kunnen worden ondergebracht in het VSenV-huis.

    De metafoor van het huis komt van VSenV- en VvL-bestuursvoorzitter Jan Boerstoel, die de VSenV voorstelde als een huis met op dit moment drie kamers, waar de afdelingen VvL (letterkundigen), Freelancers Associatie (FLA, freelance journalisten) en Netwerk Scenarioschrijvers onderdak hebben gevonden. Misschien kunnen we de metafoor uitbreiden tot een VSenV-huis met drie appartementen (voor VvL, FLA en Netwerk), die op hun beurt weer zijn onderverdeeld in kamers. De VvL bewoont dan een vijfkamerappartement met in elk van de kamers een werkgroep: Kinder & Jeugd, Poëzie, Proza, Theater en Vertalers.

    Het komende jaar zou uit overleg tussen VvL en niet-literair boekvertalers moeten blijken welke plek niet-literair (of niet-alleen-literair) boekvertalers in dat huis krijgen. Te denken valt aan een een zesde kamer in het VvL-appartement (een aparte werkgroep dus), of een vierde appartement (een aparte afdeling dus). Maar ook een eigen huis behoort nog tot de mogelijkheden.

    Komend najaar ondergaat de VSenV een organisatorische ‘check-up’, zoals ze het zelf noemt, een interne discussie ‘over toekomst en strategie van de VSenV die misschien zal leiden tot plannen om de mogelijkheden voor de VSenV te verruimen,’ aldus VSenV-directeur Wim Jurg. Pas als die discussie is afgesloten, wordt duidelijk of en waar er na herstucturering plaats is voor niet-literair boekvertalers en of de VSenV voor onbepaalde tijd de belangen van die groep zal kunnen behartigen, ‘[…] maar,’ aldus opnieuw Jurg, ‘dat wordt een open discussie met vele deelnemers waarover dus vooraf geen enkele uitkomst-garantie valt te geven.’
  • Exploitatierecht
    Een hindernis die in het VvL-voorstel van 2 maart niet was weggenomen, was die van het exploitatierecht, het deel van het auteursrecht dat je aan derden kunt afdragen — het andere deel, de persoonlijkheidsrechten, is onvervreemdbaar. Het standpunt van de VSenV was dat leden moeten beschikken over hun auteursrecht (lees: exploitatierecht), omdat de vereniging een belang moest hebben om te behartigen. De directie van de VSenV lijkt evenwel gevoelig voor ons argument, onder andere verwoord in het Verzoek tot toetreding, dat een grote groep boekvertalers door ‘[d]e structurele economische ongelijkheid tussen auteurs en exploitanten en de grote mate van vrijheid en flexibiliteit die contractpartijen bezitten bij het bepalen van de keuze voor licentie of overdracht […] buiten de literaire sector’ worden gedwongen ‘eenzijdig opgestelde standaardcontracten die voorzien in een verregaande rechtenafdracht’ te accepteren.

    Wim Jurg kon op 13 april niet aanwezig zijn, maar gaf in antwoord op onze vragen wel aan dat hij ‘van [z]ijn kant benadrukt […] dat de VSenV er wil zijn voor alle schrijvers en vertalers die over hun exploitatierecht beschikken of daarover, zo zij dit in de heersende verhoudingen moeten overdragen, willen gaan beschikken. En dat dit “er wil zijn voor” kan leiden tot uiteenlopende vormen van samenwerking, binnen of buiten de VSenV.’

    Op dit moment is er in de VSenV geen plek voor niet-literair boekvertalers omdat de bestaande afdelingen uit hoofde van doeltreffende belangenbehartiging voor hun leden vasthouden aan lidmaatschapscriteria die toetreding van boekvertalers die niet beschikken over hun auteursrecht uitsluiten. Nogmaals: na de check-up komend najaar zal duidelijk worden of en hoe daarin verandering komt.
  • Ledenaantallen
    Belangenbehartiging brengt natuurlijk kosten met zich mee. Kosten die deels worden gedekt met subsidies, maar ook met inkomsten uit contributie. Om de belangen van niet-literair boekvertalers te kunnen behartigen, zouden na afloop van het overlegjaar, aan het begin van het eerste verenigingsjaar, al 150 nieuwe leden moeten aankloppen bij het VSenV-huis. Bovendien zouden we er voor het eind van het eerste verenigingsjaar nog eens 50 niet-literair boekvertalers toe moeten zien te verleiden ons binnen gezelschap te komen houden.

    Dat lijkt veel, maar we moeten niet vergeten dat onze vuist, als we meer dan een deuk in een pakje boter willen kunnen slaan, toch flink moet groeien. En nog met veel meer dan die 150 of 200 leden die de VSenV als ondergrens stelt.
  • Conclusie
    We zouden als niet-literair boekvertalers een jaar lang intensief overleg plegen met de VvL, in de praktijk vooral met bestuursleden van de Werkgroep Vertalers. Te denken valt aan één bijeenkomst in de zes weken. Twee belangrijke punten zouden dan onderwerp van gesprek zijn: ten eerste de organisatorische uitwerking van belangenbehartiging door de VSenV (komen niet-literair boekvertalers terecht in een kamertje, nemen ze hun intrek in de loft, of kraken ze het belendende pand en breken ze een muurtje door?), en ten tweede strategieën en activiteiten om te komen tot een zo groot mogelijke ledenaanwas. De VvL wijst er in dat verband nogmaals op dat ze haar rechtspersoon kan en wil gebruiken om bij het Lira Fonds subsidie aan te vragen voor dergelijke activiteiten.

Peiling
Om de reactie van de leden van de e-maillijst Boekvertalers op het Voorstel en de aanvullingen daarop te peilen, heeft de werkgroep een enquête geopend. De resultaten van die peiling hebben we opgenomen in een spreadsheet (xls). In totaal hebben 94 mensen de poll ingevuld: 48 zijn langjarig VSenV-lid, 7 zijn al of niet omwille van de onderhandelingen sinds september 2009 lid van de VSenV geworden, en 39 zijn niet lid van de VSenV. 1 respondent heeft het vragenformulier niet helemaal ingevuld.

90 procent van de langjarige VSenV-leden (43) heeft vraag 1 — ‘Wil je op grond van het VvL-voorstel van 2 maart en de toelichting daarop van 13 april door met de VSenV?’ — met Ja beantwoord. Alle nieuwe VSenV-leden (7) hebben Ja geantwoord. Van de niet-leden heeft twee derde (25) diezelfde vraag ook met Ja beantwoord. Een kleine 10 procent van de VSenV’ers (4) heeft vraag 1 met Weet niet beantwoord. Van de niet-leden weet een derde (12) het niet. In totaal stemden 3 lijsters Nee (1 VSenV’er en 2 niet leden).

Kortom, in totaal wil 80 procent van de respondenten door met de VSenV. Maar meer dan de helft van die groep ís al lid van de VSenV. Van de lijsters die nog geen lid zijn van de VSenV wil een kleine 65 procent ingaan op het VvL-voorstel. 17 procent van de deelnemers weet het niet.

Kritiek
Vooral uit de commentaren van degenen die ‘Weet niet’ hebben gestemd spreekt een zekere aarzeling om het VSenV-pad tot het einde toe te volgen. Toch kraken ook de Ja’s kritische noten in hun commentaar. De Nee’s, maar niet alleen de Nee’s, betwijfelen of de VSenV uiteindelijk bereid zal zijn om de niet-literairen op te nemen, of vragen zich af of de vereniging de belangen van niet-literairen wel kán behartigen als het haar al niet lukt om bij alle LUG-uitgevers en imprints gebruik van het modelcontract af te dwingen. Angst voor versnippering wordt door veel deelnemers genoemd als argument vóór de VSenV.

Ook op de lijst werd naar aanleiding van de enquête een aantal harde noten gekraakt. Of misschien moeten we zeggen: een aantal noten hard gekraakt. De critici richtten hun pijlen onder andere op de bestemming van de zogenaamde socu-inhoudingen. De Stichting Lira (LIteraire Rechten Auteurs) incasseert als collectieve beheersorganisatie auteursrechtelijke gelden als bijvoorbeeld leenrecht voor schrijvers en vertalers. Op die uitkeringen wordt op grond van artikel 5 lid 4 van het verdelingsreglement van de Stichting Leenrecht (pdf) een bepaald percentage — tien procent in het geval van leenrecht — ingehouden ten behoeve van sociale en culturele doelen. Het in 1991 door de Lira opgerichte Lira Fonds subsidieert met deze socu-gelden ‘projecten […] waarbij professionele schrijvers en vertalers betrokken zijn.’ Zo komt een deel van de socu-gelden als subsidie bij de VSenV terecht, wat betekent dat niet-literair vertalers indirect meebetalen aan de instandhouding van de beroepsvereniging waartoe ze zelf vooralsnog statutair geen toegang krijgen.

De critici wijzen erop dat er een vreemde discrepantie bestaat tussen de definitie die de Stichting Lira in haar jaarverslag (pdf) voor literatuur hanteert — ‘[m]et literaire werken bedoelen we praktisch alles wat met woorden is geschreven. Lira vertegenwoordigt dus niet alleen de P.C. Hooftprijs-winnaars, maar ook schrijvers van streekromans, vertalers, scenarioschrijvers, ondertitelaars, inmiddels ook journalisten en vele anderen’ — en de strenge toelatingscriteria die door het Lira Fonds gesubsidieerde instellingen in de praktijk aan kandidaat-contribuanten opleggen. Vanuit de vaststelling dat het leeuwendeel van de leenrechtgelden afkomstig is van uitleningen van niet-literaire werken, terwijl de bestemming van socu-gelden wel zeer monochroom literair is gekleurd, laken zij de byzantijnse onderverdeling in literairen enerzijds en subliterairen, half- of demi-literairen, andersliterairen en niet-literairen anderzijds.

Volgende stap
Hoewel de respons (93) achterblijft bij die (183) van de novemberenquête naar de marktpositie van boekvertalers, denken we dat de overweldigende (en bemoedigende) meerderheid van VvL-leden vóór verdere samenwerking met niet-literair boekvertalers en de ‘grondwettelijke’ meerderheid van niet-leden aanleiding geven om het overleg met de VSenV in te gaan. In de hoop dat verslag van het overleg en tastbare resultaten twijfelaars en boekvertalers die nu nog niets van onze actie weten (en daarvan dus zo snel mogelijk op de hoogte moeten worden gebracht) alsnog over de streep zullen trekken.

Er is een nieuwe werkgroep opgericht, de Werkgroep Algemene Boekvertalers, die gesprekken voert met bestuursleden van de Werkgroep Vertalers van de VvL. Het eerste gesprek in deze nieuwe gespreksronde vond op 24 juni plaats in het Van Deysselhuis in Amsterdam. Naast praktische zaken kwamen vooral toelatingscriteria (geagendeerd voor de volgende vergadering) en strategieën om de groep algemene boekvertalers maximaal uit te breiden ter tafel. De volgende bijeenkomst is gepland voor 10 augustus. We doen op deze plek verslag van de vorderingen. Voor vragen en opmerkingen, kritiek en loftuitingen, ideeën en suggesties, noodkreten en aanmeldingen, is de werkgroep bereikbaar op werkgroepalgemeneboekvertalers@gmail.com.

Dit is het vierde deel in een serie over de onderhandelingen tussen niet-literairen en de VSenV. Hier vind je deel 1, deel 2, de enquête en deel 3.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *