Waarom is vertalen zo goed?

Er is een tijd geweest waarin ik literaire werken zoveel mogelijk in de oorspronkelijke taal trachtte te lezen. Elke vertaling verraadt het origineel, dat weet iedereen – en vertalers weten het als geen ander. Toch schort er iets aan dit literaire lezerssnobisme. Want hoe goed we die oorspronkelijke taal ook mogen kennen, de beheersing ervan komt gewoonlijk niet in de buurt van de vertrouwdheid waarmee we ons in de eigen moedertaal bewegen.

En op die vertrouwdheid komt het vaak aan. Want in de snelheid waarmee onze ogen over de regels vliegen is niet alleen de kennis van de woorden van belang. We lezen met al onze zintuigen. We horen het woord in onze oren, proeven de zin op de tong, voelen het ritme van de alinea door ons hele lichaam heen. De taal behelst zoveel meer dan woordenboekenkennis. Ze is het leefmilieu waarin een tekst ons langs talloze kanalen bereikt.

Maar in een taal die we op latere leeftijd hebben aangeleerd neemt die vanzelfsprekendheid in rap tempo af. De lijn van ons begrip knapt al bij de minste verstoring of witte plek, want het kan zich meestal alleen op de letterlijkheid van het woord verlaten. Daarom zijn telefoongesprekken in andere talen zo moeilijk en is het bijna onmogelijk een conversatie vol te houden wanneer iedereen door elkaar heen praat – ook al hebben we daar in onze eigen taal geen enkele moeite mee.

Dat geldt ook voor het lezen, en daarom verliezen we bij boeken in vreemde talen meer aan begrip dan we winnen aan authenticiteit. Het is alsof er over de vreemde woorden een dunne sluier ligt en ons daardoor de scherpte wordt ontzegd die ons in onze eigen taal wel gegeven is. Misschien zouden we die kunnen herwinnen wanneer we uiterst zorgvuldig en woord-voor-woord zouden lezen – maar daarvoor laat de situatie ons zelden de tijd.

We willen vóórt en gunnen ons niet de traagheid die een vertaler zich wel geven moet, want hij kan geen woord ongelezen en ondoordacht laten. Juist daarom zijn vertalers zich als eersten bewust van de tekortkomingen van hun eigen werk, dat ze niettemin met een waar heldendom blijven voortzetten. Terecht hebben zij de afgelopen maanden dan ook om meer erkenning van hun werk gevraagd. Het blijft vaak onzichtbaar, want welke lezer is zich werkelijk bewust van de inspanning die zo’n bemiddelaar heeft moeten leveren? Zichtbaar wordt een vertaling pas als we over de woorden struikelen – en dan is het bijna altijd verkeerd.

Zo betonen we ons bijna onvermijdelijk ondankbaar jegens het vertaalwerk dat ons in werkelijkheid pas de zinnen opent voor het boek dat we onder onze neus hebben. En nóg ondankbaarder zijn we wanneer we een vertaling ‘de tweede keus’ noemen die we hoogstens uit arren moede ter hand hebben genomen omdat we nu eenmaal druk bezette en oververmoeide wezens zijn.

Van die waarheid werd de snob in mij zich onlangs opnieuw pijnlijk bewust. Ik las een boek in vertaling dat ik ooit in de oorspronkelijke taal begonnen was: nota bene de taal die ik dagelijks in mijn huiselijke omgeving spreek. Ik had het weggelegd, vond het weinig samenhangend en krachteloos. De aankondiging dat er een Nederlandse uitgave aankwam verbaasde mij. Als recensent moest ik opnieuw aan het boek beginnen, nu in het Nederlands.

Het bleek een van de beste romans die ik in het afgelopen jaar heb gelezen. Het heet Boeken branden slecht en werd geschreven door de Spaans-Galicische auteur Manuel Rivas. Door Adri Boon werd het prachtig in het Nederlands vertaald.

Deze column verscheen op 21 januari 2010 in Trouw en is met toestemming van de auteur op dit blog overgenomen. De vertaling van Adri Boon verscheen bij Ambo|Anthos.

Een gedachte over “Waarom is vertalen zo goed?”

  1. Vertalers zijn net inbrekers, zo wil een bekend aforisme: als ze hun werk goed doen, blijven ze onopgemerkt. Fijn dat mensen als Ger Groot het licht af en toe even aanknippen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*