Opmerkelijk vertaalnieuws uit Duitsland: boekvertalers hebben volgens de Duitse rechter recht op royalty’s.
Op 7 oktober 2009 deed het federale hof (Bundesgerichtshof) in Karlsruhe uitspraak in een zaak die enkele vertalers hadden aangespannen tegen uitgeverij Random House, onderdeel van Bertelsmann. Vertalers, gesteund door hun vakbond, hebben in Duitsland herhaaldelijk de gang naar de rechter gewaagd sinds in 2002 het recht op een ‘passende vergoeding’ voor auteurs is vastgelegd in een nieuwe wet en pogingen om tot collectieve afspraken met uitgevers te komen gestrand zijn. Het is voor het eerst dat een zo hoog college vonnis heeft gewezen.
Het Bundesgerichtshof oordeelde dat vertalers naast het honorarium in de vorm van een vergoeding per pagina royalty’s moeten krijgen. De Duitsers spreken met een fraaie term van Erfolgsbeteiligung, een aandeel in de winst. De hoogte van royalty’s wordt uitgedrukt in een percentage van de nettoverkoopprijs van het boek in de winkel.
Aanspraak op een royaltyvergoeding ontstaat volgens de richtlijn van het federale hof nadat 5000 exemplaren van de vertaling zijn verkocht. Over elk volgend verkocht exemplaar is de uitgever een percentage van de winkelprijs aan de vertaler verschuldigd. Voor de hardcoveredtitie is over het algemeen een percentage van 0,8 billijk, aldus de uitspraak van de rechter, en voor pockets een percentage van 0,4.
De volledige tekst van het arrest met motivering komt pas later beschikbaar. Meer details zijn te vinden op de website van de Duitse vertalersvereniging VdÜ (Verband deutschsprachiger Übersetzer literarischer und wissenschaftlicher Werke). Het Bundesgerichtshof heeft zelf een persbericht over de zaak uitgebracht. De website van het CEATL biedt een Engelse vertaling van de schriftelijke reactie van het VdÜ.
Vergelijking met Nederland
De royaltypercentages die de Duitse rechter redelijk vindt, zijn laag in vergelijking met de percentages die genoemd worden in de toelichting bij het Nederlandse ‘modelcontract voor de uitgave van een vertaling van een literair werk’, dat is opgesteld door de Groep Algemene Uitgevers (GAU) en de Vereniging van Letterkundigen (VvL). (Ga naar de website van de VvL voor een overzichtspagina met de teksten van het modelcontract en de toelichting daarop.) Ook begint voor Nederlandse literair vertalers die een contract naar dit model met hun uitgever sluiten, de meter eerder te lopen. Over de verkochte exemplaren tussen het 2500ste en het 5001ste (gebonden, paperback en midprice) krijgen vertalers volgens deze norm 1% royalty. Boven de 5000 verkochte exemplaren wordt het percentage 2. Voor herdrukken in pocketvorm is de normvergoeding 1%. (Zie de toelichting bij het modelcontract, pagina 7 en 8, ad artikel 10, lid 1 en 2.)
Maar de vergelijking behoeft enige relativering. Zo is het Duitstalige lezerspubliek omvangrijker dan het Nederlandstalige en zijn de Duitse oplagen navenant hoger. Voor Duitse vertalers is de kans dan ook groter dat er van een door hen vertaald werk meer dan 5000 exemplaren verkocht worden en dat er bij hen werkelijk geld in de kas vloeit. Van heel veel in het Nederlands vertaalde literatuur in de fondsen van uitgeverijen die het modelcontract respecteren, gaan er geen 2500 exemplaren over de toonbank; eerste oplagen zijn dikwijls kleiner.
Bestsellers
Bovendien gaat de Duitse vertalersvereniging VdÜ (met haar vakbondstak bij de overkoepelende vakbond Ver.di) ervan uit dat de door de rechter genoemde percentages zullen gelden voor alle genres. Bij de bepaling wie voor ‘literair vertaler’ doorgaat, wordt het begrip literatuur in Duitsland minder strikt opgevat dan in Nederland. Ook vertalers van bestsellers in allerlei populaire genres (thriller, sf, fantasy, chicklit etc.) worden tot de groep van literair vertalers gerekend. (Zie ook ons eerdere bericht hierover.) Het artikel waarin Der Spiegel over de rechterlijke uitspraak bericht, is geïllustreerd met een foto van J.K. Rowling, en vlak onder de kop Übersetzer bekommen größeres Stück vom Bestseller-Kuchen staan de schrijversnamen Dan Brown en Stephenie Meyer. En natuurlijk is het juist bij de boeken van zulke bestsellerauteurs dat een royaltyvergoeding voor de vertaler (vanaf 5000 exemplaren, niet verrekenbaar met het honorarium en zonder bovengrens aan het aantal exemplaren) flink kan aantikken.
Het feit dat de rechter zich geconcentreerd heeft op het royaltypercentage, terwijl hij het (te lage) honorarium per normpagina ongemoeid heeft gelaten, betekent voor de VdÜ juist een teleurstelling omdat royalty’s alleen ten goede komen aan vertalers van boeken die hoge oplagen halen. Vertalers van moeilijke literaire werken voor een klein publiek schieten er niet zo veel mee op en zouden ten opzichte van hun collega’s die de commerciële titels vertalen zelfs verder achterop kunnen raken.
Deze bezorgdheid is tekenend voor het contrast met de Nederlandse situatie. In het bericht met het nieuws uit Duitsland op de website van de VvL staat te lezen:
Voor Nederland heeft deze uitspraak natuurlijk geen directe consequenties. Wel is interessant dat wij met onze royaltypercentages flink boven de percentages van de Duitse rechter zitten.
‘Wij’, dat zijn blijkbaar de strikt literair vertalende VvL-leden die altijd contracten volgens het modelcontract weten af te sluiten. Dat Nederlandse modelcontract met de hierboven beschreven relatief ruimhartige royaltyparagraaf is echter dikwijls niet weggelegd voor vertalers van de boeken waarmee uitgeverij en boekhandel het meeste geld verdienen. Uitgevers die niet zijn aangesloten bij de GAU voelen zich over het algemeen niet gebonden door het modelcontract. De vertalers die voor zulke uitgevers werken, krijgen niet zelden zero royalty. Maar zelfs uitgevers die wél bij de GAU zijn aangesloten, willen voor vertalingen in de meer populaire genres nog wel eens afwijkende contracten zonder royaltyvergoeding hanteren. De boeken in deze genres zijn vaak ondergebracht bij een aparte werkmaatschappij of imprint. Het label ‘literair’ heeft in de handen van zulke uitgeverijen een tamelijk proteïsch karakter: uit commerciële overwegingen strooien ze er gretig mee op covers (‘literaire thriller’), maar in de contractbespreking met de vertaler verbindt het nergens toe.
Omgekeerde wereld
Naar mijn mening vormen royalty’s het uitgangspunt voor de beloning van vertalers en is het in alle gevallen, voor vertalingen van alle typen auteursrechtelijk beschermde werken, een belangrijke, principiële zaak dat het vertaalcontract een royaltyparagraaf bevat. Dat is ook de logica achter de inrichting van de modelcontracten: het honorarium (het vastgelegde bedrag op basis van een tarief per woord of, zoals in Duitsland, per normpagina) is een voorschot op de afgesproken royaltyvergoeding, het percentage van de opbrengst per verkocht exemplaar. In het Nederlandse modelcontract, evenals in de door de Duitse rechter uitgevaardigde vergoedingsrichtlijn, is dat voorschot niet terugvorderbaar. Het wordt geacht de royalty over een van tevoren vastgesteld aantal verkochte exemplaren te dekken: in het Nederlandse modelcontract 2500 exemplaren, in de Duitse richtlijn 5000 exemplaren. De uitgever draagt dus het volle risico dat er van een boek minder exemplaren dan dat vastgestelde aantal worden verkocht; vertalers mogen zo’n tegenvaller niet in hun portemonnee voelen. Dat wordt zeer algemeen als redelijk gezien, omdat vertalers, anders dan bijvoorbeeld schrijvers, in opdracht werken; de zakelijke beoordeling of het uitgeven en exploiteren van de vertaling voldoende kans biedt op winst, is aan de uitgever. Maar uiteraard kan het aantal verkochte exemplaren waarover de royalty met het honorarium wordt afgekocht, wel voorwerp van onderhandeling zijn. Dat is het zowel in Nederland als in Duitsland in de praktijk ook geweest.
Het gegeven dat het voorschot niet terugvorderbaar is, doet mijns inziens niets af aan het principe dat het aandeel in de opbrengst de grondslag voor het vertalersinkomen uitmaakt. Door zijn nadruk op het royaltypercentage bij de invulling van wat de ‘redelijke vergoeding’ moet zijn waarvan in de vernieuwde Duitse auteurswet sprake is, heeft de Duitse rechter dat naar het lijkt ook bevestigd.
Uit deze logica volgt volgens mij dat de leidraad bij onderhandelingen over het vertalersinkomen, het standaardgeval voor het opstellen van een normcontract, gevormd dient te worden door vertalingen van boeken waarmee uitgevers verwachten winst te maken en waarvoor zij een gezonde business case hebben omdat heel veel lezers die boeken willen lezen en kopen. Van die winst, het oogmerk van de calculatie door commercieel werkende uitgevers, behoren vertalers een fair aandeel te krijgen, oftewel royalty’s, een Erfolgsbeteiligung. Dat lijkt mij in lijn met de systematiek van het bestaande auteursrecht. De situatie in Nederland is naar mijn mening een beetje de omgekeerde wereld: alleen standaard een normale royaltyregeling voor boeken waarvan de verkoop in het gros van de gevallen niet tot royaltyuitkering hoeft te leiden.
Strijdpunt
Daarom lijkt de erkenning van een aanspraak op royalty’s voor álle vertalers van auteursrechtelijk beschermde werken me een belangrijk strijdpunt voor een op te richten boekvertalersafdeling van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers of een nieuwe werkgroep bij de Vereniging van Letterkundigen (zie het eerdere bericht van Richard Kwakkel hierover). De geschiedenis van de Duitse ‘Vergütungsstreit’, zoals de controverse tussen uitgevers en vertalers over een passende vergoeding wordt aangeduid, biedt diverse aanknopingspunten en scenario’s waarvan Nederlandse vertalers bij het nadenken over de beste strategie gebruik kunnen maken.
Een gang naar de rechter lijkt voor Nederlandse boekvertalers die vergeefs aanspraak maken op een royaltyclausule in hun contract, minder kans van slagen te hebben dan voor hun Duitse collega’s, omdat zij zich niet kunnen beroepen op een bepaling in de Nederlandse wet die vergelijkbaar is met de vernieuwde Duitse auteurswetgeving (het zogeheten Stärkungsgesetz; zie in het bijzonder de artikelen 32 en 36, en de toelichting bij deze wet waarin literair vertalers worden aangeduid als een groep van makers in auteursrechtelijke zin voor wie van een passende vergoeding geen sprake is). Toch denk ik dat de uitspraak van de Duitse rechter over de invulling van het begrip ‘passende vergoeding’ ook in Nederland gewicht in de schaal moet leggen. Duitse vertalers die de moed hebben gehad om te procederen tegen onderbetalende uitgevers en deze stap hebben moeten bekopen met het verlies van opdrachtgevers en dus van werk, verdienen naar mijn mening dan ook erkentelijkheid van de kant van hun Nederlandse collega’s.
Ik vertaal, naast commerciële teksten, sinds 2006 ook boeken, en heb er nooit bij stilgestaan dat het honorarium van een boekvertaling eigenlijk een voorschotbedrag is op een royaltyvergoeding. Dat komt ook wel doordat ik van de 15 boeken die in de afgelopen jaren ik heb vertaald, slechts twee keer met een modelcontract, zoals hierboven bedoeld, heb gewerkt. Er gaat een nieuwe wereld voor me open, waarvoor veel dank.
En inderdaad: groot respect voor de Duitse collega’s die deze stap hebben gezet! En hopelijk mogen ze in de toekomst toch nog de vruchten plukken van hun inzet.
Ik ben helemaal niet tegen meer geld voor vertalers, maar stelde me toch vragen bij een gedachtegang:
“De uitgever draagt dus het volle risico dat er van een boek minder exemplaren dan dat vastgestelde aantal worden verkocht; vertalers mogen zo’n tegenvaller niet in hun portemonnee voelen. Dat wordt zeer algemeen als redelijk gezien, omdat vertalers, anders dan bijvoorbeeld schrijvers, in opdracht werken; de zakelijke beoordeling of het uitgeven en exploiteren van de vertaling voldoende kans biedt op winst, is aan de uitgever.”
Geldt dit dan niet ook in omgekeerde richting?
Schrijvers zijn inderdaad volledig afhankelijk van de verkoopcijfers. Als hun boek slecht verkoopt, krijgen ze niets, als het een bestseller wordt, krijgen ze veel. Als vertalers in opdracht werken en daarom sowieso een vast bedrag moeten krijgen (wat wel logisch is natuurlijk), waarom moeten ze dan nog eens extra betaald worden als het boek goed verkoopt? “De uitgever draagt het risico” … in goede en in kwade dagen.
(Waarom krijgt anders bv. de redacteur geen royalty? Of de grafisch vormgever?)
@ Louise: Ik moest er even heel goed over nadenken, maar dat houdt ongetwijfeld verband met het gegeven dat ook op het werk van vertalers auteursrecht rust.
@ Louise:
Dat is een goede vraag. Ik zie het zo. De opdrachtrelatie vormt maar één kant van de werkzaamheid van de vertaler. Voor dat deel wordt de vertaler gecompenseerd met het honorarium. Dat honorarium is een investering voor de uitgever naast alle andere kosten; ik denk dat zijn risico ten opzichte van een royaltyvergoeding voor de vertaler vanaf exemplaar 1 zonder vast honorarium redelijk te overzien is. Het honorarium op basis van het woordtarief is zo laag dat je niet kunt spreken van een billijk aandeel in de winst voor de vertaler als het vertaalde boek uit de kosten komt.
Over het aantal exemplaren waarvoor de royalty met het honorarium is afgekocht en over de verhouding tussen de vaste vergoeding en de verkoopgerelateerde vergoeding, is bijvoorbeeld door de VvL en de GAU onderhandeld, en natuurlijk hebben individuele vertalers en uitgevers de vrijheid om daarover met elkaar andere afspraken te maken. Ook de vertalers, collectief of individueel, maken daarbij een risicoafweging. Ik kan me bijvoorbeeld indenken dat een vertaler bij een in zijn ogen kansrijk boek liever met een lager woordtarief genoegen zou nemen mits daar een hoger royaltypercentage tegenover staat. In het theoretische geval dat een uitgever daarmee instemt, zou de vertaler voor een groter deel participeren in het uitgeefrisico. Dat toont volgens mij aan dat de risicoafweging niet eenzijdig aan de kant van de uitgever ligt. Vertalers die genoegen nemen met een laag honorarium omdat zij daarnaast de kans hebben op royalty’s, riskeren dat hun investering in arbeid (en dat is vaak een zeer grote investering) door een tegenvallende verkoop niet rendeert.
De rechtvaardiging van royalty’s voor vertalers is te vinden in de andere kant van de werkzaamheid van de vertaler. De vertaler is ‘maker’ in auteursrechtelijke zin, op dezelfde voet als de oorspronkelijke auteur. Hoe bijzonder, artistiek of arbeidsintensief het werk van een maker is, maakt voor het principe van het recht op royalty’s niet uit. De schrijver van de tekst van een zeer populair liedje krijgt voor elke verkochte cd en elke keer dat het liedje wordt uitgezonden geld, al zijn de woorden niet veel meer dan ‘ik hou van jou, ik blijf je trouw’. Dat het aandeel van de vertaler in een werk in veel mindere mate scheppend is dan dat van de oorspronkelijke auteur, en over het algemeen niet voortkomt uit eigen initiatief, is verdisconteerd in het feit dat de vertalersroyalty vele malen lager is dan de auteursroyalty.
Op afbeeldingen die een ontwerper gebruikt voor het omslag zit dikwijls beeldrecht. De oorspronkelijke maker van de foto of het kunstwerk krijgt dan een vergoeding voor elk gebruik dat van zijn werk wordt gemaakt. Ook een boekontwerp kan denk ik een zelfstandige artistieke prestatie zijn die auteursrechtelijke bescherming verdient. Natuurlijk is het aan de beroepsgroep van ontwerpers om voor zijn eigen rechten op te komen. Wat betreft het aandeel van een redacteur of persklaarmaker (voor zover die als freelancer werkt) weet ik niet of het in voldoende herkenbare mate scheppend is, al bestaan er zeker gevallen waarin het aandeel van de redactie in de totstandkoming van de vertaling groot is.
Maar houd me ten goede, ik ben geen auteursrechtdeskundige. Voor meer uitleg (en correcties op bovenstaande verklaring) houd ik me van harte aanbevolen!
@Matthijs: op het materiële boek berust uiteraard ook auteursrecht (je mag het zetsel van heruitgegeven klassieken niet zomaar jatten), op redactionele ingrepen normaal gesproken niet (want daarover heeft de auteur/vertaler in principe het laatste woord). Overigens vind ik het nogal kort door de bocht om te stellen dat het aandeel van de vertaler in een werk in veel mindere mate scheppend is dan dat van de oorspronkelijke auteur: dat hangt helemaal af van de aard van de brontekst en de aard van de vertaling.
P.S. Het Nederlandse kabinet heeft op 30 oktober besloten haast te gaan maken met het wetsvoorstel auteurscontractrecht. In de kabinetsreactie op de aanbevelingen van de parlementaire werkgroep-Gerkens valt o.a. te lezen: “Met de parlementaire werkgroep is het kabinet van mening dat langer uitstel van het wetsvoorstel auteurscontractenrecht niet wenselijk is. Omdat veel auteurs en artiesten zich bij de onderhandelingen met exploitanten in een structureel zwakkere positie bevinden, is het van belang om de contractuele positie van individuele rechthebbenden te versterken en te onderzoeken of collectieve onderhandelingen kunnen worden gestimuleerd. Het wetsvoorstel auteurscontractenrecht zal begin 2010 in consultatie worden gegeven.” Dat is waarop in het Vertaalpleidooi al werd gedoeld. Het verschil met de nieuwe Duitse auteurscontractwet is dat men niet streeft naar een wettelijke verplichting van een billijk aandeel in de opbrengst, maar naar een manier om collectieve prijsafspraken legaal te maken of zelfs te stimuleren.