De informatie over Portugal in het CEATL-onderzoek naar de inkomenspositie van literaire vertalers in de EU-landen is summier (zie de post ‘Vertaaltarieven Europees vergeleken’ van Matthijs Bakker van 10 augustus 2009). Daarom lijken wat aanvullende aantekeningen ‘uit het veld’ op hun plaats. Wat zijn de ervaringen van een vertaler van Nederlandstalige literatuur in Portugal?
Vertalen voor een extraatje
Getuige het CEATL-onderzoek is Portugal het EU-land waar het verschil tussen werkelijk betaald minimum (€ 9 voor 1800 aanslagen) en aanbevolen minimumtarief (€ 18) zowel absoluut (€ 9) als procentueel (100 %) het grootst is. En waarschijnlijk is dat verschil ook het minst realistisch, want in werkelijkheid ligt het betaalde minimum aanzienlijk lager (bij veel uitgeverijen € 6) en is het aanbevolen minimumtarief in feite eveneens het werkelijk betaalde maximumtarief. Maar goed, de Portugese Vereniging van Vertalers (Associação Portuguesa de Tradutores, APT) maakt zich sterk voor een betere honorering voor vertalers en roept haar leden op niet onder de aanbevolen minimumprijs te werken. In hoeverre zij daarin slaagt, is mij niet bekend. Wel weet ik dat veel literaire vertalers in Portugal niet bij de APT zijn aangesloten en dat uitgevers zich weinig gelegen laten liggen aan de aanbevelingen van de vertalersvereniging. Dat is ook meteen het probleem met een internationale studie als het CEATL-onderzoek, dat zich baseert op gegevens van de aangesloten nationale vakverenigingen. Uit het onderzoek blijkt niet dat er onder de circa 1300 geregistreerde APT-leden maar 44 zijn die ooit opgaven dat ze ook literatuur vertaalden. Ook literatuur, naast vele andere tekstsoorten. Of ze werkelijk literair vertaalden of alleen maar aangaven dat ze dat ook graag zouden willen, wordt niet duidelijk. Bekende literaire vertalers kom ik onder die 44 niet tegen. Die afficheren zich doorgaans ook niet als professionele vertalers. Het leeuwendeel van de goede literaire vertalers is schrijver en/of academicus. Daarnaast zijn er heel veel mensen die een taal hebben gestudeerd en taaldocent zijn die naast hun gewone werk een extraatje verdienen met het vertalen van literatuur.
Subsidies
Het aantal vertalers dat kan leven van literair vertaalwerk is buitengewoon klein – ik ken er geen een. Er bestaat geen Portugees Fonds voor de Letteren waar ze werkbeurzen kunnen aanvragen. De uitgevers kunnen in een aantal gevallen wel vertaal- en/of productiesubsidies krijgen uit het buitenland. Bijvoorbeeld van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (NLPVF) en van het Vlaams Fonds voor de Letteren (VFL). Met die subsidies in het vooruitzicht kunnen door de fondsen erkende vertalers van Nederlandstalig werk met de uitgevers onderhandelen over een fatsoenlijker honorarium. In de afgelopen twaalf jaar is het me niet gelukt hoger dan € 14 of € 15 per pagina van 1800 aanslagen te bedingen. Dat is dan een eenmalig bedrag, waarvoor de vertaler in feite zijn vertaling verkoopt aan de uitgever, zonder recht op royalty’s bij herdruk, leenrecht of vergoedingen voor ander gebruik van zijn tekst. Daar ontvangt de uitgever dan zeventig procent (NLPVF) of twee derde (VFL) van terug via subsidie, zodat de vertaling hem respectievelijk maximaal € 4,50 of € 5,00 per pagina kost. Maar ondanks alle plechtige verzekeringen van fondsen, agenten en vertalers dat die subsidie echt komt, houden de meeste uitgevers graag een slag om de arm, want stel dat de subsidie niet komt… Ik heb daarom al verschillende malen twee contracten met de uitgever moeten sluiten: een voor het geval dat de subsidie komt en een ander voor het geval dat die niet komt. De subsidie kwam gelukkig altijd, anders was het honorarium € 8 geweest.
Vicieuze cirkel
Omdat het Nederlandse en Vlaamse fonds niet blindelings alle vertalingen subsidiëren maar een literair kwaliteitscriterium hanteren en omdat niet alle uitgevers bekend zijn met de subsidiemogelijkheden voor Nederlandstalige literatuur, wordt niet alles direct uit het Nederlands vertaald. Regelmatig worden boeken via het Engels, Frans of Duits vertaald. Dat was tot zo’n jaar of tien geleden soms ook nodig omdat er niet voldoende vertalers uit het Nederlands waren. Maar universitaire opleidingen, begeleiding van beginnende vertalers en workshops en mentoraten van de fondsen hebben een zestal erkende literaire vertalers opgeleverd die het totale aanbod Nederlandstalige literatuur (recentelijk vijf à zes titels per jaar) goed aankunnen. Niettemin blijven er vertalingen uit tussentalen verschijnen. Soms omdat er geen subsidie wordt toegekend, maar vaker omdat de uitgevers menen dat het goedkoper en sneller werken is met een onderbetaalde vertaler die ze al kennen. Kwaliteit telt minder dan prijs en snelheid. Uitgeverijen zijn gewend matige vertalingen te ontvangen, die dan door een redacteur zonder enige kennis van de brontaal worden opgepiept. Lage honoraria, snelheidseisen en oppiepwerk houden zo het gemiddelde niveau laag en zorgen voor een moeilijk te doorbreken vicieuze cirkel.
Kwaliteitseisen
Die cirkel wordt alleen doorbroken door uitgevers die hogere kwaliteitseisen stellen aan de vertalingen. Die zijn er gelukkig ook. Omdat de fondsen via hun subsidiesysteem met erkende vertalers ook een kwaliteitsgarantie inbouwen, zijn die uitgevers bereid gebruik te maken van de subsidies voor Nederlandstalige literatuur. Binnen het subsidiesysteem gelden echter ook regels voor het aantal werken van dezelfde auteur dat gesubsidieerd kan worden – hoogstens twee in hetzelfde genre en eventueel nog een in een ander genre. Met als gevolg dat een derde of vierde boek vaak niet komt of weer voor een lage prijs uit een andere taal vertaald moet worden. De verkoopcijfers van Nederlandstalige literatuur zijn niet dusdanig dat de uitgevers het risico van dure vertalingen zonder subsidie aandurven. Wanneer ze van een eerste druk met een oplage van 1500 exemplaren zo’n 800 exemplaren verkopen, zijn ze niet ontevreden maar evenmin bereid een volgend boek geheel op eigen risico uit te geven.
Heel nuttig, Arie! Dit soort stukken zou ik over alle landen wel willen lezen. Summier zou ik de informatie over Portugal in ons rapport overigens niet echt willen noemen, alle aangesloten verenigingen hebben dezelfde vragenlijst beantwoord, maar inderdaad: het feit dat die verenigingen de enige informatiebron zijn, is de achilleshiel van het onderzoek (en de Portugese vereniging is zeker niet de meest actieve). De eerste editie van het onderzoek was puur vrijwilligerswerk, voor volgende edities zoeken we financiële steun, juist om meer informatiebronnen te kunnen aanboren. (Overigens moet “literatuur” in onze definitie heel ruim worden opgevat, namelijk als alles wat auteursrechtelijk beschermd is.)
Beste Martin, het summiere schuilt in de her en der ontbrekende en soms naar mijn indruk enigszins voor de vorm vermelde gegevens. Zo zijn er geen gegevens over de Portugese boekenmarkt, terwijl het contingent vertaalde boeken sinds pakweg 1990 gigantisch is toegenomen – enerzijds een ware inhaalslag in de publicatie van proza en poëzie van grote namen uit de wereldliteratuur van toen en nu, anderzijds op het gebied van lichtere en andere kost (light literature, ‘lectuur’, egodocumenten, zelfhulpboeken, esoterica, etc.). Die gegevens zijn gemakkelijker bij een uitgeversvakvereniging te vinden dan bij een vertalersvereniging. M.i. voor de vorm vermeld is het bestaan van een soort modelcontract van uitgevers. Er bestaat inderdaad een zekere communis opinio over de basisgegevens die in een vertalerscontract moeten staan (en de vertalersvereniging heeft er natuurlijk alle belang bij dat te melden), maar dat neemt niet weg dat elke uitgeverij die met contracten werkt daar zijn eigen invulling aan geeft, terwijl veel vertalers geen contract krijgen of een summier kattebelletje ontvangen als ze er uitdrukkelijk om vragen. Voor gesubsidieerde uitgaves wordt doorgaans wel een contract gemaakt – omdat de subsidiërende instanties dat als voorwaarde stellen. De contracten zijn bindender voor de vertaler (die zijn werk graag betaald wil zien en zich daarvoor aan de afspraken moet houden) dan voor de uitgever, die zich niet vastlegt op een termijn voor publicatie van het boek en het regelmatig niet al te nauw neemt met de in het contract vermelde betalingstermijn. Een aanzienlijk realistischer beeld van de Portugese vertalerswereld werd gegeven in het breder opgezette CEATL-onderzoek van 1994, waarvan de toenmalige voorzitter van de APT, Francisco José Magalhães, verslag deed in zijn studie “Da Tradução Profissional em Portugal” (Lisboa: Colibri, 1996; over literair vertalen pp. 79-89). De enquêtegegevens zijn inmiddels verouderd, maar veel van wat erin staat over de praktijk van het literair vertalen in Portugal geldt nog steeds. Een volgend CEATL-onderzoek met meer informatiebronnen (naast APT andere Portugese vertalersplatforms, uitgeversorganisaties, de schrijversvereniging SPA en niet-geassocieerde vertalers) belooft interessante informatie op te leveren.
Dag Arie, ik lees je reactie nu pas, tot mijn schande. Van een CEATL-onderzoek uit 1994 weet ik helemaal niets, dat is vreemd, ik zal eens navraag doen. Breder opgezet dan ons eigen onderzoek kan het haast niet zijn, dat zou een enorm boekwerk hebben moeten opleveren, en daarvan zou ik wel hebben geweten. Hoe dan ook geldt dat de desbetreffende vertalersvereniging uiteindelijk verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de geleverde informatie, dat is ook de reden waarom dit geen wetenschappelijk rapport kan worden genoemd. Ook toekomstige edities zullen vanwege gebrek aan financiële middelen via onze leden moeten lopen, wat natuurlijk niet wil zeggen dat we geen andere informanten willen raadplegen; misschien contacteer ik je t.z.t. wel. (Overigens: in de CEATL-terminologie is een “modelcontract” een eenzijdige reeks aanbevelingen van de vertalersverening en een “standaardcontract” een reeks afspraken met uitgevers.) Groet, Martin
Beste Martin,
Vreemd dat dat CEATL-onderzoek niet bekend is. Volgens ‘Da Tradução Profissional em Portugal’ (1996) van Francisco José Magalhães ging het om de eerste enquête van de CEATL onder literair vertalers, gedateerd maart 1994 en gecoördineerd door de Oostenrijkse Vereniging van Literair Vertalers (ik neem aan de Übersetzersgemeinschaft), die ook de enquêtegegevens bewerkte. Zou de naamgeving (‘enquête’ vs. ‘onderzoek’) voor verwarring zorgen? Hoe dan ook, de resultaten van die enquête onder Portugese vertalers staan in het boek van Magalhães (pp. 79-89). Dat het onderzoek breder was leidde ik af uit de weergave van die resultaten, maar dat de enquête m.i. BREDER was wil natuurlijk niet zeggen dat het recentere onderzoek niet DIEPER zou zijn. Dat is zeker het geval, lijkt me. Terwijl de enquête uit 1994 ging over het maatschappelijk en beroepsstatuut van de literaire vertaler, gaat het recente onderzoek veel meer over diens financieel-economische situatie, en op dat gebied is het veel gedetailleerder.
Dat ook toekomstig onderzoek via de bij de CEATL aangesloten beroepsverenigingen zal lopen, lijkt me zowel organisatorisch als financieel volkomen begrijpelijk. Even begrijpelijk lijkt me dat de onderzoeksresultaten globale indicaties geven. Juist daarom kan de nuancering of ‘perspectivering’ van de resultaten voor een bepaald land – zoals ik dat voor Portugal probeerde te doen – m.i. nuttig zijn als aanvullend kijkje op de realiteit achter de onderzoeksgegevens (en mogelijk zelfs aanwijzingen bevatten om het onderzoeksinstrumentarium bij te stellen). Dat dergelijk onderzoek nuttig en nodig is staat buiten kijf, en dat de CEATL dat periodiek wil doen juich ik van harte toe. Vriendelijke groeten, Arie
Dag Arie, daar ben ik weer. Ik schreef het je al privé: je hebt gelijk, er is ooit zo’n onderzoek uitgevoerd! Helaas zijn de verzamelde gegevens zelf nooit gepubliceerd, het enige wat vooralsnog opgeduikeld kon worden was een ruwe samenvatting. Het onderzoek is uitgevoerd door Brigitte Rapp van de Oostenrijkse Übersetzergemeinschaft, zij schrijft me overigens dat het noch qua “scope”, noch qua “depth” in de buurt komt van ons onderzoek uit 2008. Ik ga er toch achteraan, misschien ligt er wel ergens in een Weense kast een uitdraai van de oude database, waarmee we dan in één klap een inkijkje zouden hebben in vijftien jaar ontwikkeling van ons vak. Als ik meer te weten kom, meld ik me hier weer. Nogmaals dank, Arie!