Ook al vóór de NMa-kwestie van vorig jaar was het met de betaling in Vertalië merkwaardig gesteld. Je had het ‘literaire tarief’, waarover de Vereniging van Letterkundigen (VvL) periodiek met de organisaties van literaire en algemene uitgevers onderhandelde. Dat tarief hoorde bij het modelcontract, dat op zijn beurt bij de literaire vertaling hoorde. En daar begonnen de problemen al. Want wat is literatuur en wat niet, wie is literair vertaler en wie niet? Even kort door de bocht: bij sommige boeken en vertalers is dat zonneklaar, maar er is ook een groot schaduwgebied. Je hebt de academisch gevormde vertaler en de zij-instromer, de literaire roman en de zogeheten literaire thriller of de wat lichtere (sub)literaire tekst. Dan heb je nog de veredelde chicklit en de veredelde consumptielectuur, kortom het genre waarbinnen de mate van veredeling sterk varieert, en de vaak zeer kundige, hoewel niet altijd universitair geschoolde vertaler die van deze soms slecht geschreven boeken een prettig leesbare Nederlandse versie zonder rare fouten en inconsequenties maakt.
Enig houvast biedt het Fonds voor de Letteren. Voor een boek waarvoor de vertaler het modelcontract heeft gekregen, kan een werkbeurs worden aangevraagd. Het boek in kwestie wordt door een commissie beoordeeld, en als de moeilijkheidsgraad hoog genoeg ligt, de literaire kwaliteit hoog genoeg is (daarvoor is na veel overleg een lijst met criteria opgesteld waarover de deskundigen het eens konden worden) en de vertaler zijn/haar vakmanschap/vakvrouwschap heeft bewezen en kan aantonen dat zijn/haar jaarinkomen niet boven de vastgestelde grens uitkomt, kan een werkbeurs worden toegekend. Om te voorkomen dat uitgevers het Fonds als een excuus gaan gebruiken (‘Maar je krijgt toch een werkbeurs?’) om hun vertalers een tarief aan te bieden onder de ‘als gangbaar en billijk beschouwde vergoeding’ (de formulering waarmee de NMa na veel vijven en zessen akkoord kon gaan), wordt het modelcontract geëist. Netjes geregeld, zou je zeggen.
Maar… vertalers die hun sporen hebben verdiend en al vaker literatuur hebben vertaald voor het modelcontract, krijgen dat modelcontract met bijbehorend tarief dikwijls ook voor minder literaire teksten. In hun geval wordt het boek in kwestie door de uitgever vaak als literaire thriller of lichtere literatuur aangemerkt. Vertalers die pas komen kijken of vertalers die al langere tijd voor een veel lager tarief, dus zonder modelcontract, amusementslectuur vertalen, krijgen vaak voor een boek uit dezelfde categorie hun gebruikelijke hongerloontje en een contractje dat de uitgeverij beter uitkomt, doorgaans zonder royaltyclausule of andere exploitatievoorwaarden. Let wel: dit gebeurt ook bij uitgeverijen die onderhandelingspartner van de VvL zijn, dus hebben ingestemd met het modelcontract en het bijbehorende tarief.
Onder de vertalers in kwestie bevinden zich ervaren, assertieve, bij één of meer beroepsverenigingen aangesloten vaklieden. Zij zullen op een gegeven moment aandringen op het modelcontract, want zelfs al mocht het boek en/of hun prestaties tot dan toe door het Fonds voor de Letteren (nog) niet werkbeurswaardig worden geacht, dan krijgen ze bij het modelcontract tenminste royalty’s en een billijke, gangbare vergoeding.
En dat modelcontract krijgen ze dan ook inderdaad vaak, zeker als de uitgever in kwestie onderhandelingspartner van de VvL is. Eén keer. Daarna worden ze nooit meer benaderd. Voor hen tien minder goed geïnformeerde, minder ervaren, minder assertieve anderen, nietwaar? Goed, je hebt misschien wat meer werk aan de teksten die deze anderen inleveren, maar die boeken zijn toch niet echt literair, dus het luistert niet zo nauw, en de persklaarmaker (die een nog kleiner hongerloontje verdient en géén werkbeurs kan aanvragen, dus heel snel moet werken om het hoofd boven water te kunnen houden) haalt de ergste rampjes er wel uit.
De ervaren vertalers van de nét-niet-literatuur zijn zich van dat gevaar bewust en durven dus vaak niet op het modelcontract te staan. Ze kunnen dus ook geen werkbeurs aanvragen en krijgen niet de kans zich tot volslagen literair vertalers te ontwikkelen, ook al zijn ze afgestudeerd aan een officiële literaire vertaalopleiding of hebben ze door hun lange ervaring een vergelijkbaar niveau verworven. Vooral de laatsten zijn vaak slachtoffer van deze misstand.
De boeken die ze vertalen worden vaak goed verkocht – maar in de contracten die deze vertalers krijgen staat doorgaans geen royaltyclausule, dus de vertaler krijgt geen percentage van de soms verbijsterend hoge verkoopcijfers. Hij of zij loopt dus niet alleen een billijke vergoeding en de kans op een werkbeurs, maar ook royalty’s mis.
Een schrale troost is dat de boeken in kwestie vaak goed worden uitgeleend in de bibliotheken, dus de leenrechtvergoeding die de LIRA jaarlijks uitkeert kan aardig oplopen, maar die staat toch in geen verhouding tot de bedragen die de vertaler door de neus worden geboord.
Het modelcontract en de werkbeurs zijn grote verworvenheden, die de vertaler in staat stellen zonder onverantwoord jakkeren en jachten een goede, afgewogen vertaling te maken en het onderzoek te verrichten dat daarvoor nodig is. Maar zolang nog zoveel vertalers niet op de hoogte zijn van hun mogelijkheden is Vertalië nog altijd voor velen een lagelonenland waar de commerciële concerns de lachende derden zijn.
Heerlijk he, die Catch-22-situatie…
Oké, Catch-22, heerlijk — maar wat doen we eraan?
Zou een grote mate van solidariteit misschien een eerste stapje zijn? Een beetje lef is natuurlijk ook nooit weg.
Barbara, ik denk dat dat zeker een stap in de goede richting zou zijn. Maar zoals Gerda ook al schreef, blijft het probleem van die tien anderen bestaan; daarvan zullen er misschien zes solidair zijn, en de rest laat zich toch weer strikken, uit onwetendheid of financiële noodzaak.
Zou het geen idee zijn om het van de andere kant aan te pakken, zoals de VvL al heeft gedaan voor de literairen? Misschien zijn de uitgevers wel te porren voor een soort heren- dan wel damesakkoord waarbij wordt afgesproken dat er echt helemaal geen vertaalwerk meer wordt uitgezet onder een bepaald, nader vast te stellen tarief, dus ook niet voor niet-literaire fictie of non-fictie. Als uitgevers dat afspreken, hoeven ze ook niet meer bang te zijn dat ze te veel betalen in vergelijking met hun collega’s. De literairen hebben dan als extra beloning nog de werkbeurs van het Fonds.
Dit klinkt misschien ook wel utopisch, maar het lijkt me toch gemakkelijker te bereiken dan solidariteit onder vertalers, niet omdat die niet solidair zouden willen zijn, maar omdat de groep veel groter en moeilijker bereikbaar is . Bovendien help je hiermee gelijk obscure vertaalbureautjes om zeep, want die kunnen dan niet meer ver onder de gangbare tarieven werken.
Catch-22, en Lidwien draagt een werkbare oplossing aan! Tijd om die door te spelen naar de wetgevende partijen, Lidwien.
gr,
Ine
Dat gaat gebeuren! We houden jullie op de hoogte. En dank, Lidwien, je hebt niet vergeefs gereageerd.
Wat overigens te doen aan uitgevers die pas vele weken na ingeleverde vertaling tot betaling overgaan en volhouden dat het nu eenmaal hun huisregel is? Alsof een vertaler geen vaste maandelijkse lasten heeft en maandenlang zonder inkomen op een houtje kan bijten. Volgens mij moeten we eens gezamenlijk een vuist maken.
Goed dat er voortrekkers zijn (Barbara deMaantijger, ik verklaar me solidair)
@ Roos
Ik geloof dat veel uitgeverijen wel bereid zijn een voorschot te betalen. Daar zou je eens over kunnen praten.
Maar verder gedragen uitgeverijen zich net als andere bedrijven en betalen ze inderdaad pas een aantal weken na levering.