Annelies Jorna verbleef drie weken in de Canadese Rocky Mountains om daar te werken aan het jeugdboek Chanda’s Secrets van Allan Stratton. Op boekvertalers.nl doet zij verslag van het leven tussen internationale vertalers in een kunstenaarskolonie.
Buiten het reguliere programma
Ieder van ons had een ruime, hotel-achtige kamer met een groot bureau met goede verstelbare stoel en een eigen badkamer. Ik had er, op de vierde verdieping, ook een balkon bij, waar ik me even van werk of groepsactiviteiten kon terugtrekken om te lezen, ademloos naar de Rocky Mountains met hun sluiers van sneeuw te kijken, of juist om weer op adem te komen.
Vooral in het Groot Weekend van de Literatuur was dat laatste hard nodig. Eén heel weekend was ingeroosterd voor een seminar met de Canadese vertalersbond. Ook uitgevers, recensenten en studenten waren welkom. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds half acht waren er bijeenkomsten, waaruit ik onder andere leerde dat Amerikaanse vertalers in opstand zijn tegen het nieuwe gebruik dat hun naam niet altijd meer op het omslag wordt vermeld. Zij zijn bereid een rechtszaak aan te spannen tegen de uitgevers die zich hieraan schuldig maken. Vervreemdend voor ons Nederlanders is ook hoe klein de eerste drukken van een boek zijn, behalve uiteraard wanneer het om geheide kaskrakers gaat: een oplage van 500 exemplaren is geen uitzondering. Bij poëzie kan het zelfs met driehonderd beginnen.
Overigens hoorde ik van Michael Moore, vertaler en voorzitter van PEN America (die vanwege zijn naam nogal wat moeilijkheden had gehad toen hij de VS uitging om naar Canada te komen) dat het Nederlands beleid en de actieve rol van het Fonds voor de Letteren als positief voorbeeld gelden voor de letterensubsidies in de rest van de wereld.
Uitgevers in Latijns-Amerika zijn sterk gericht op Spanje. Het is opvallend dat boeken in het Spaans pas gaan lopen als ze eerst in Spanje zijn uitgebracht. Schrijver Horacio Castellanos Moya kwam hiertegen in het geweer en noemde het ‘een nieuwe vorm van kolonialisme’.
Voorleesavonden
Naast de presentaties hebben we ’s avonds regelmatig voorleessessies meegemaakt van vertalers met hun aanwezige schrijvers. Balancerend tussen Engels, Frans en Spaans werden het intrigerende avonden met een levendige nazit. Zo las Joseph Boyden, met wie José Rijnaarts twee jaar geleden in Banff aan de Nederlandse vertaling Driedaagse reis van zijn roman Three Day Road heeft gewerkt, uit de Engelse editie voor en zijn Cree-vertaler Greg Spence legde uit hoe lastig het vaak is om in het Cree te vertalen: een woord als ‘leger’ bestaat bijvoorbeeld niet en dient geparafraseerd te worden. Omdat ik de enige Nederlander was die in deze periode op haar artist’s card boeken kwam lenen in de indrukwekkende, inpandige bibliotheek, mocht ik in plaats van de voorgeschreven drie dagen alles wat ik voor mijn werk nodig had zo lang lenen als ik wilde. Ik bofte dat ik daar José Rijnaarts vertaling aantrof. Ik heb alle stukken die we behandeld hebben en voorgelezen kregen ook in haar vertaling kunnen lezen, en Joseph en zijn vrouw Amanda – die grote sympathie voor José hebben – vonden het fijn hun idee bevestigd te horen dat het een prachtige vertaling is.
Een van de voorleesavonden werd voorafgegaan door een ontvangst bij de presidente en vice-presidente in het sprookjesachtig aan de bergweg gelegen huis van laatstgenoemde, met drank en hap. We aten op het hoog boven bos en veld gelegen terras met uitzicht op elanden en kalfjes. En hoe mooi literair vertalen ook is, stemmen gingen op dat een managersbaan in de kunstensector met zulke dienstwoningen toch ook een aardige beroepskeuze was geweest. Maar in alle nuchterheid lijkt me het wonen daar niet altijd een pretje: het isolement wordt wel erg groot in de winter, als de weg maandenlang is afgesloten wegens ijs en lawinegevaar.
In de volgende en laatste aflevering van dit verslag: bergen, beren en vrienden.
Wat een heerlijk uitgebreid en boeiend verslag, Annelies!
Ik werd onder meer getroffen door je hieronder aangehaalde zinnen:
” (…) waren er bijeenkomsten, waaruit ik onder andere leerde dat Amerikaanse vertalers in opstand zijn tegen het nieuwe gebruik dat hun naam niet altijd meer op het omslag wordt vermeld. Zij zijn bereid een rechtszaak aan te spannen tegen de uitgevers die zich hieraan schuldig maken.”
Kun je daar iets meer over vertellen, bijvoorbeeld welke organisatie zich daar sterk voor maakt? Deze kwestie heb ik niet op het internet terug weten te vinden.
Zelden of nooit zie ik de naam van de vertaler op een in het Nederlands vertaald boek staan. Soms is die naam zelfs niet in het colofon terug te vinden, alsof het onvermijdelijk persoonlijke stempel dat de vertaler op een boek drukt, niet als relevant wordt ervaren.
Ik ben heel benieuwd te horen hoe die Amerikaanse vertalers het eerst voor elkaar hebben gekregen om hun naam op het omslag vermeld te krijgen en hoe ze nu hun strategie bepalen ten opzichte van het nieuwe beleid van sommige Amerikaanse uitgevers en zo mogelijk wat daar de eerste resultaten van zijn.
Je zou me al heel blij maken met een link naar een wat uitgebreidere tekst over de kwestie.