Vrijdagse vertaalslag: 19de-eeuwse secreetruimers

Steven Johnson, The Ghost MapIk werk op het ogenblik aan de vertaling van The Ghost Map, geschreven door Steven Johnson. Het boek verschijnt volgend jaar onder de titel Londen, spookstad bij Meulenhoff. Van Steven Johnson verscheen eerder Alle slechte dingen zijn goed voor je, in de vertaling van Esther Ottens. Op YouTube kun je een filmpje bekijken, waarin Steven Johnson over zijn boek The Ghost Map vertelt.

Londen, spookstad is een non-fictieboek. Het gaat over de cholera-epidemie die Londen in 1854 teisterde en beschrijft hoe die het aanzien van wereld en wetenschap veranderde.

Een probleem bij het vertalen van het boek vormden de namen van nu uitgestorven beroepen. Ik weet inmiddels wel vaak wat de betekenissen zijn, maar kan niet altijd achterhalen hoe die beroepen rond 1854 in het Nederlands genoemd werden.

Een van de niet meer bestaande beroepen in het boek is dat van de night-soil men, die ik voorlopig secreetruimers heb genoemd. De taalkundige Ewoud Sanders stuurde me een hele lijst met (moeilijk in de tijd te plaatsen) Nederlandse poepscheppers: secreetruimer, poepschepper, puttekees, putverlater, waterputter, beerruimer, nachtwerker, stilleveger, stilleruimer, huisjesruimer, kakhuisruimer, kuiser, rioolruimer, schijthuisveger, sindaalsnijder (14de eeuw) en zuiverman.

In de middeleeuwen heetten de night-soil men in het Engels rakers en gong-fermors. In de negentiende eeuw kregen ze het zo druk dat ze mensen in dienst namen om de beerputten volgens een vast stramien te legen.

They worked the graveyard shift, between midnight and five a.m., in teams of four: a ‘ropeman’, a ‘holeman’, and two ‘tubmen’.

Ropeman, holeman en tubman heb ik voorlopig vertaald met touwman, putman en kuipman, maar dat zijn zelfverzonnen namen. Hulp bij het zoeken naar de historische Nederlandse namen zou zeer welkom zijn! Een fragment in ruwe vertaling:

Ze bevestigden eerst lantaarns aan de randen van de beerput en verwijderden, soms met een pikhouweel, de plank of steen die de put afsloot. Als het vuil zich erg hoog had opgestapeld, begonnen de touwman en de putman alvast met een kuip de put uit te scheppen. Als er eenmaal meer fecaliën waren verwijderd, lieten de mannen een ladder in de put zakken en daalde de putman in de put af en schepte het vuil in zijn kuip. De touwman hielp hem bij het omhooghalen van de volle kuip, en gaf hem door aan de kuipmannen, die de uitwerpselen in hun kar stortten. Het was goed gebruik om de secreetruimers voor hun inspanningen een fles gin aan te bieden.

Wie helpt me verder op weg met de juiste vertaling voor al deze poepscheppers, de night-soil men, ropemen, holemen, tubmen, rakers en gong-fermors?

Gepubliceerd door

Janet van der Lee

Mijn naam is Janet Limonard en ik vertaal al jaren boeken onder de naam Janet van der Lee. In 1989 ben ik begonnen als commercieel en later juridisch vertaler. Na een jaar of tien heb ik de overstap gemaakt naar ondertitelen, waarna ik via mijn mentor bij Broadcast Text (Bartho Kriek) bij uitgeverij Atlas terecht ben gekomen. Sindsdien vertaal ik (literaire) fictie en non-fictie voor verschillende uitgevers. De door mij vertaalde boeken staan op mijn website.

4 gedachtes over “Vrijdagse vertaalslag: 19de-eeuwse secreetruimers”

  1. Misschien heb je iets aan het volgende artikel:
    Wens- en schrikbeelden van poep en poepverwijdering : theorie en praktijk van de “Kwestie der Faecaliën” in de 19e eeuw’; auteur: Myriam Daru; in: Medische antropologie : tijdschrift over gezondheid en cultuur; (Zie voor meer: THEMANUMMER ‘POEP, CULTUUR EN WELBEVINDEN’)

    Of anders:
    De kwestie der faecaliën te Rotterdam in de 19e eeuw : een case-study over het signaleren van een stadshygiënisch beleidsvraagstuk; auteur: Jeannette A.F.M. van Adrichem (aanwezig in UB rotterdam).

    En:
    ‘De kwestie der faecaliën: techniek- en maatschappijgeschiedenis’; Auteur: Myriam Daru; In:Concept : tijdschrift voor maatschappijgeschiedenis; ISSN 0920-5403, vol. 3 (1986-1987), pag. 39-58 (aanwezig in UB UVA).

  2. Ook in het Nederlands zijn er ook samenstellingen met ‘nacht’ in de betekenis van ‘de ontlasting betreffend’: nachtvuil, nachtspiegel, nachtwater.

    Nog een bron. `Juffer heb je een emmertje poep. Een eeuw Amsterdams rioolwater’ door Evert Werkman, Amsterdam 1982

    En misschien vind je ook inspiratie in `Kakafonie, encyclopedie van de stront’ door Gerrit Komrij.

    Succes

  3. Ik zou het “strontjutters” noemen. Ik heb dat ook gedaan, in de vertaling van het boek van de tv-serie van Tony Robinson, The Worst Jobs in History, dat nog steeds niet verschenen is. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik het woord voor het eerst bij Theodor “Hondedrolman” Holman gelezen heb. Alle eer en chapeau!

  4. Met hulp van Martijn, Heijo, Robert-Jan, Ewoud Sanders, Rodney Hall van de Genealogy Website en het Beroepsnamenboek van Mari heb ik een vertaling gemaakt. Hieronder staat het resultaat:

    “In de negentiende eeuw hadden de secreetruimers een nauwkeurige methode voor hun werkzaamheden ontwikkeld. Ze werkten ’s nachts, tussen middernacht en vijf uur ’s ochtends, in teams van vier: een ‘hijser’, een ‘puttekees’ en twee ‘tonnenmannen’. Ze bevestigden eerst lantaarns aan de randen van de beerput en verwijderden, soms met een pikhouweel, de plank of steen die de put afsloot. Was de hoop vuil erg hoog geworden, dan begonnen de hijser en de puttekees alvast met een kuip uit de put te scheppen. Als er eenmaal meer fecaliën waren verwijderd, lieten de mannen een ladder in de put zakken en klom de puttekees naar beneden om het vuil in zijn kuip te scheppen. De hijser hielp hem bij het omhooghalen van de volle kuip, en gaf hem door aan de tonnenmannen, die de uitwerpselen in een kar stortten. Het was goed gebruik om de secreetruimers voor hun inspanningen een fles gin aan te bieden. Een van de mannen vertelde tegen Mayhew: ‘Ik moet zeggen dat er een fles gin wordt leeggedronken na elke twee putten, ay, eerder na elke twee van drie beerputten die in Londen werden leeggehaald; nu ik er goed over nadenk, gaat dat eigenlijk wel op na drie van de vier.’”

    Het prachtige woord ‘strontjutters’ van Robert-Jan Henkes heb ik gebruikt voor een ander beroep dat in het boek wordt genoemd, namelijk voor de mannen die hondenstront verzamelden.

    Dank allemaal,
    Janet van der Lee

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*