Peter Cuijpers (1944) studeerde sociologie in Utrecht en promoveerde in 1998 aan de UvA op Teksten als koopwaar; vroege drukkers verkennen de markt (over de vroegste Nederlandstalige drukken in de Nederlanden, 1470-1550). Hij schreef en vertaalde sciencefiction en vertaalt momenteel voornamelijk Engelstalige fantasy. Onlangs verscheen van hem de Nederlandse vertaling van Tolkiens Kinderen van Húrin.
Hoe ben je ertoe gekomen boeken te gaan vertalen?
Ik werd gevraagd, nadat ik in sciencefiction-kringen enige bekendheid had gekregen door korte verhalen die ik had geschreven. Vertalen was voor mij vijftien jaar lang een soort hobby naast mijn fulltime banen, later ben ik er relatief meer tijd aan gaan besteden.
Hoe lang vertaal je al?
Sinds 1978.
Wat was het eerste boek dat je vertaalde?
Een keur van goden van Clifford D. Simak (Bruna 1978).
Wat vind je het mooiste boek dat je ooit hebt vertaald?
Idoru van William Gibson (Meulenhoff M, 1997) en ook de eerdere boeken van Gibson, omdat zijn verhalen hallucinerende voorbeelden van de cyberpunk zijn: technische sf, met een extrapolatie van de sociale en technologische ontwikkelingen van nu, in combinatie met romantische kernthema’s en bizarre locaties. Zo is de Idoru een kunstmeisje van Japanse software en hardware en hebben tieners in hun virtuele versie de prachtigste identiteiten – avatars.
Als wat voor soort vertaler beschouw je jezelf?
Een ambachtelijk vertaler, die in de geest van de auteur en de stof vooral verteller wil zijn. Ik stel me bij het nakijken vaak voor dat ik mijn tekst bij een haardvuur aan iemand zit voor te lezen. Het moet duidelijk zijn en welluidend klinken.
Noem eens een vertaaloplossing waar je trots op bent?
Het is moeilijk om in dikke fantasydrieluiken steeds de juiste toon te blijven treffen en toch ook wat variatie in je taalgebruik te brengen. Daar ben ik ondertussen vrij bekwaam in, denk ik. Ook heb ik in de door mij vertaalde boeken van Robin Hobb – elf tot nu toe – regelmatig een geslaagd vers afgescheiden.
En een mislukking of frustratie?
Boeken waarvan ik bij voorbaat weet dat ik me eraan ga ergeren, sla ik af. Maar hiermee heb ik weinig ervaring, bij mij is vrijwel alles vlot verlopen. Wel is het me al verschillende keren overkomen dat twee delen van een trilogie werden uitgegeven, waarna het derde deel werd geschrapt. Maar dat is het risico van de uitgever en geen frustratie voor mij.
Wat onderscheidt volgens jou een goede vertaler van een slechte?
Een goede vertaler beheerst het Nederlands en denkt in het Nederlands.
Wat vind je het moeilijkst aan vertalen?
Je concentratie bewaren, ook als je je door saaie stukken moet ploegen. En jezelf bedwingen als je graag hele lappen tekst zou willen verwijderen, hetzij tot nut van het algemeen, hetzij om sneller op te schieten – voor zover beide overwegingen niet op hetzelfde neerkomen.
Lees je zelf ook vertalingen?
Ja, mondjesmaat. Diepe indruk maakte op mij Paard van God van Wilhelm Dichter (Querido 1998), uit het Pools vertaald door Gerard Rasch. Het beloofde vervolg is helaas nooit verschenen, ook niet in het Pools, geloof ik.
Naar wie kijk je op als vertaler?
L.A.J. Burgersdijk, echt waar. Hij heeft de héle Shakespeare vertaald, bovendien op een manier die veelal vandaag de dag nog citeerbaar is.
Hoe kijk je aan tegen je relatie met uitgevers, persklaarmakers en redacteuren?
Die is altijd heel ontspannen geweest, want nadat ik mijn tekst heb ingeleverd zie ik hem pas in gedrukte vorm terug.
In hoeverre heb je de vertalingen van Max Schuchart bestudeerd? Heb je geprobeerd in de lijn van Schuchart te vertalen?
Nee, ik heb vooraf noch achteraf de eerdere versies van dit verhaal gelezen, en me ook niet in de vertalingen van Max Schuchart verdiept. In het eigenlijke verhaal – dus niet de delen vooraf en achteraf met de wordingsgeschiedenis – heb ik geheel mijn eigen koers gevaren, behalve in het kiezen van eventuele vertalingen van namen die in het Tolkien-universum al ingeburgerd zijn, niet om eigenwijs te zijn, maar om mijn eigen ’toon’ niet te vertroebelen door er een andere toon doorheen te laten klinken.
Heeft Christopher Tolkien veel invloed gehad op het uiteindelijke verhaal van zijn vader?
Nee, het gaat maar om kleine stukjes aanvulling – zegt hij zelf – en eigenlijk meer om de volgorde van de fragmenten.
Waarom vertaal je vooral fantasy, en overweeg je weleens een uitstapje te maken naar iets heel anders?
Ik ben begonnen met – harde – sciencefiction en pas daarna in de fantasy gerold. Tussendoor heb ik af en toe andere dingen gedaan, zoals twee thrillers, een geschiedenis van de wijn, fotoboeken bij The Lord of the Rings, en ik begin binnenkort aan een non-fictieboek over een historisch onderwerp, want een beetje afwisseling is wel prettig. Fantasy is inmiddels wel ruim de helft van mijn oeuvre als vertaler en dat mag best wat minder worden, maar aan de andere kant is het een plezierige tekstsoort, meestal niet al te pretentieus, waar we veel lezers een plezier mee doen – dat blijkt ook uit de uitleencijfers.
Hoe zou jij het genre definiëren?
Aangenaam escapisme, waarin lezers ook nog iets leren over goed en kwaad, over trouw en verraad, over slim en dom, over goden en helden, behoort mijns inziens tot de nuttige voorzieningen in een beschaafde maatschappij, dus daar werk ik graag aan mee. Ik zie fantasy als een virtueel haardvuur, waarbij het voor romantische mensen aangenaam toeven is, vooral als er wijnen worden geschonken die verdacht veel op Franse grand cru’s lijken.
Wat zou je graag veranderd zien?
De honorering zou wat royaler kunnen.
Wie zou je graag nog eens vertalen?
Rex Stout en P.G. Wodehouse, omdat het humoristische schrijvers zijn, maar tevens taalpuristen, die geen komma verkeerd zetten en geen woord te veel gebruiken. En Somerset Maugham, daar heb ik ook een zwak voor. Een echte verteller.
Peter Cuijpers vertaalde o.a. de schrijvers Robin Hobb, Fiona MacIntosh, Jacqueline Carey, Larry Niven, David Brin, Bridget Wood, Greg Bear en William Gibson.