Door de bank genomen is maar een op de tien literair vertalers in het Nederlands een Vlaming. Die ene vertaler krijgt bovendien minder opdrachten, en klaagt steen en been. Waar ligt dat precies aan? Dat is een vraag die de laatste tijd steeds vaker wordt gesteld. Onderzoekers, journalisten, vertalers, redacteuren, allemaal komen ze tot dezelfde conclusie: ‘Het ligt aan de taal’, aldus ook Karel Verhoeven die het in zijn artikel in De Standaard van 26 januari 2007 over ‘literaire calimero’s’ heeft.
Nadat ik (Vlaming) samen met een Nederlandse mijn eerste boek had vertaald, zat ik zelf ook met een vraag: wat is eigenlijk de verhouding tussen Noord en Zuid? Waarom spreken we (min of meer) dezelfde taal, en waar komen de verschillen vandaan? Het antwoord heb ik onder meer gevonden in Roland Willemyns’ Het verhaal van het Vlaams. In minder dan drie stukken kreeg ik het niet samengevat, dus hierna hebt u nog te goed: ‘Tussentaal’ (evolutie in het taalgebruik in Vlaanderen) en ‘Tweedehands taalgevoel’ (hoe problematisch is de situatie voor een Vlaming die boeken wil vertalen).
Vertaal- versus taalnormen
Geen vertaling zonder normen. Vertalers die zich nooit eens afvragen ‘kan dit wel’ of ‘hoe los ik dit op zonder het origineel geweld aan te doen’ moeten dringend op zoek naar ander werk. Wat je met een vertaalprobleem doet, hangt namelijk niet alleen af van wat je ermee kúnt doen, maar ook van hoe ver je daarin mag gaan. Vertaalnormen worden deels van bovenaf opgelegd en evolueren in de tijd. Tegenwoordig wordt ervan uitgegaan dat een vertaling moet lezen als een origineel en een op zichzelf staand geheel moet zijn, zodat lezers er de brontekst niet bij hoeven te nemen. De huidige norm zet doorgaans vlot Nederlands op de eerste plaats; meteen daarna komt respect voor de brontaal. (Hoewel sommige originelen eisen dat die volgorde wordt omgekeerd.)
De courante vertaalnorm is dus grotendeels een taalnorm, want wie bepaalt wat vlot Nederlands is? Dat is een vraag die in Nederland met vrij veel precisie kan worden beantwoord: de spraakmakende gemeente. Standaardnederlands is wat de meeste Nederlanders als standaard aanvaarden. Die standaard is bovendien op het taalgebruik gericht. De tolerantie voor afwijking van de standaardtaal is vrij laag, maar dat is nauwelijks een probleem omdat vrijwel iedereen in Nederland dagelijks in contact komt met de standaardtaal.
De noordelijke norm
Vreemd genoeg wordt de standaard voor het Nederlands die in het Noorden het gebruik door de taalgemeenschap volgt, als dwingende norm opgelegd zodra de zuidgrens wordt overgestoken. Anders gezegd: in Vlaanderen is Standaardnederlands in theorie óók wat de meeste Nederlanders als standaard aanvaarden. Dat voor Vlaanderen de norm traditioneel in het Noorden ligt, berust op historische gronden. Het heeft alles te maken met de geschiedenis van de streek Vlaanderen, en later van België, en met de plaats die het Nederlands daar innam. Of liever: lange tijd niet innam, want pakweg vanaf de middeleeuwen werd het Nederlands allengs vaker geweerd uit officiële domeinen. Onderwijs, justitie, clerus, politiek werden allemaal eentalig Frans. Vooral onder Napoleon kreeg het Nederlands in Vlaanderen bijna de genadeslag, zodat tegen het begin van de negentiende eeuw de verfransing van de sociale top en het ambitieuzere deel van de burgerij vrijwel compleet was.
In de korte periode (amper vijftien jaar) dat het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden standhield, en Vlaanderen en Nederland één land waren, ontstond echter een Vlaams bewustzijn, en daarmee de Vlaamse Beweging. Die ijverde voor het Nederlands als eenheidstaal, en nam de taak op zich de Vlamingen te ‘ontvoogden’, te bevrijden van de almacht van het Frans. Er ontstonden algauw twee stromingen onder de flaminganten, de zogeheten ‘integrationisten’, die de taal die in Nederland werd gesproken als standaardtaal wilden invoeren, en de ‘particularisten’, die een op het Vlaamse taaleigen gebaseerde standaardtaal voorstonden; dat wil zeggen, op de dialecten die het overgrote deel van de bevolking van Vlaanderen nooit was opgehouden te spreken. De reden dat de eersten het hebben gehaald, was gelegen in het geringe prestige van de dialecten, die geen partij waren voor het alomtegenwoordige Frans.
Voor alle duidelijkheid: de Nederlanders komen na het ontstaan van België in 1830 niet meer voor in dit hele verhaal. Dat sommigen (zoals Bart Vonck in VFL-Bulletin) gewag maken van ‘neokolonialisme’ is dus onterecht, aangezien de Nederlanders nooit vragende partij zijn geweest voor de ‘export’ van hun taal naar Vlaanderen.
Meer over de geschiedenis van het Nederlands in Vlaanderen en de gevolgen voor de taalnorm bij Désirée Schyns (uit de discussie op Taalschrift blijkt overigens wat een heet hangijzer dit is).
Importnederlands
Dat Vlamingen tegenwoordig overal in hun taalgebied in het Nederlands terecht kunnen, betekent dat de flaminganten, tegen alle verwachtingen in, het pleit wonnen in de taalstrijd. Daarbij werd het ‘Hollands’ gewoon rechtstreeks uit Nederland geïmporteerd en met zachte dwang verbreid. Maar het zou nog even duren voordat alle Vlamingen Nederlands spraken. De hele discussie was namelijk voorbijgegaan aan grote delen van de onmondige bevolking, die al die tijd onbekommerd hun dialect waren blijven spreken, alle taalwetten en politieke overwinningen van de Vlaamse Beweging ten spijt. De invoering van het Nederlands was dus in wezen ook een democratiseringsproces voor het Vlaamse klootjesvolk, dat voor die tijd alleen in het Frans (dat het niet beheerste) bij de instanties terecht kon.
Na de Tweede wereldoorlog werd een begin gemaakt met het op grote schaal ‘beschaven’ van de omgangstaal. De opkomst van radio en tv was daarin van niet gering belang. In de jaren zestig kwamen de taalverzorgingsrubrieken in zwang, waarin de Vlaming werd voorgehouden te allen tijde ABN te spreken, daarbij geholpen door eindeloze lijstjes van het soort ‘zeg niet dit, maar zeg dat’. Vooral gallicismen (‘het noorden kwijt’ voor ‘de kluts kwijt’ is er zo een) werden te vuur en te zwaard bestreden – vandaar het ontstaan van veel hypercorrecte vormen, zoals de purismen waar Nederlanders zich weleens vrolijk over maken (de beruchte duimspijkers en regenschermen). Daarnaast werden taalstudenten ingezet die, om tot de zogeheten ‘ABN-kernen’ te behoren, een dure eed moesten zweren overal de Noord-Nederlandse standaardtaal te gebruiken. De politieke geestdrift voor de Vlaamse zaak was groot genoeg om dit soort absurde taalplanning toch ingang te doen vinden.
Het resultaat is dat in Vlaanderen tegenwoordig bijna iedereen algemeen Nederlands spreekt. Dat het niet helemaal hetzelfde klinkt als in Nederland, mag niet verwonderen. Ondertussen houden Vlamingen de laatste jaren steeds minder rekening met de noordelijke norm, ook niet in schrijftaal. Zo betoogt Frank Albers in Filter (jrg. 13, juni 2006) dat zijn studenten aan de vertaalschool ‘hun gebrek aan taalkennis voorstellen als een soort recht op culturele zelfbepaling’. Mettertijd zijn Vlamingen zich ook steeds meer gaan ergeren aan het ‘eenrichtingsverkeer’ van de Noord-Zuidstroom. En ze kijken zelden meer naar de Nederlandse tv, zoals in de jaren zeventig nog heel gebruikelijk was.
Bovendien is het één ding om je naar een standaard te richten, maar wat gebeurt er als die evolueert? Het taalgebruik in Nederland is in de laatste dertig jaar niet weinig veranderd. Het uit elkaar drijven van de twee varianten is het resultaat. Binnenkort meer over de gevolgen van die mentaliteitswijziging.
Beste Leen, ik vind het interssant dat je in je stuk een historische context schetst om aan te geven dat het normverschil en de varianten samenhangen met een andere relatie tot het Nederlands in Nederland en Vlaanderen. Dat er verschil is, is historisch zo gegroeid en zo vanzelfsprekend, maar in het literaire vertaalveld moet men openstaan voor die verschillen en voor historische achtergronden. Nederland kent Vlaanderen te slecht. Zo wordt dit hele debat volgens mij ook een cultuurdebat en dat is denk ik boeiender dan een debat over normen.
Hartelijke groet, Désirée Schyns.
Dag Désirée, bedankt voor je reactie. Ik heb geprobeerd een verklaring te geven voor het feit dat er zo weinig Vlamingen literair vertalen. De achtergronden van het probleem zijn ook te weinig bekend bij collega’s.
Wat ik er allemaal van vind, is natuurlijk iets anders. Ik stuur niet echt aan op een debat over normen, dat lijkt me vechten tegen de bierkaai.
Er komen nog twee afleveringen aan, en daarin wil ik de relatie tussen Vlamingen en Nederlanders verder uitdiepen – volgens mij kent Vlaanderen Nederland namelijk ook steeds minder.
Hartelijks,
Leen
Beste Leen
Ik ondervind regelmatig dat Vlamingen worden gestigmatiseerd bij het vertalen. De woordvolgorde, sommige woorden en uitdrukkingen … zijn voor Nederlandse uitgeverijen (het Nederlandse lezerspubliek?)taboe wegens te Vlaams. Of de Nederlandse lezer dat zo moeilijk te verteren vindt? Ik vind ook uitdrukkingen uit het Noorden in vertalingen, maar ze storen me niet. Waarom kan dit niet omgekeerd?
Het is écht wel eenrichtingsverkeer!
Doodjammer …
Groetjes
Marianne
Beste Leen,
Gelukkig neemt het Nederlands ook Vlaamse woorden over. Ik ben een Nederlandse vertaling aan het lezen van Samuel Huntington’s ‘The clash of civilizations and the remaking of world order’, of wel ‘Cultuur en conflict in de 21ste eeuw. Daarin wordt meermalen ‘doorheen’ gebruikt, waar wij Nederlanders doorgaans ‘in de loop van’ zouden gebruiken. Ook hoor ik steeds vaker in het NOS Journaal (en in de kranten) zeggen ‘het derde jaar op rij’, terwijl wij altijd gewend waren te zeggen ‘het derde achtereenvolgende jaar’. We jatten dus echt wel van jullie. Verder kijk ik het liefst naar Belgische omroep, want de onze (uitgezonderd de VPRO) brengen steeds meer pulp op de buis.
Dag Yvonne, dat ‘doorheen’ in Huntington moet bijna aan uitgeverij Manteau liggen, dat zie ik Nederlandse redacteuren niet passeren. Maar wat ‘… op rij’ betreft, heb je gelijk! Misschien overgenomen uit sportcommentaren? Daar is zuid-noordverkeer gebruikelijker.
Ik ben dat Vlaamse doemdenken zo beu. Vlamingen hebben een taalachterstand, Vlaanderen is een taalwoestijn, zelfs jonge Vlamingen die een taalopleiding volgen aan een universiteit of hogeschool kunnen geen behoorlijk Nederlands. Blijkbaar slaagt elk volk ter wereld erin om een standaardtaal te leren, behalve de Vlamingen.
Wat een onzin. We moeten dringend af van dat inferioriteitsdenken. Een beetje regionale variatie is niet problematisch, maar net verrijkend en hoeft helemaal geen bedreiging te vormen voor het voortbestaan van de standaardtaal. In andere taalgebieden gaat men trouwens veel minder krampachtig om met regionale taalverschillen. Er bestaan, om maar een voorbeeld te geven, ook aanzienlijke verschillen tussen het Spaans in Spanje en in Latijns-Amerika, maar niemand doet daar moeilijk over. Dat is ook helemaal nergens voor nodig: als je een onbekend woord hoort of leest, zoek je het even op, en dan heb je weer iets bijgeleerd. Ik pleit voor een gezond Vlaams zelfbewustzijn, wat nog iets totaal anders is dan zelfingenomenheid.