‘Hoe de kartelpolitie van arme vertalers centen afsnoept en grote bedrijven laat gaan.’ Onder die kop nam Maarten Huygen, commentator van NRC Handelsblad, kort geleden de prioriteiten van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) op de korrel (NRC Handelsblad, 31 maart 2007). Het stuk van Huygen heeft inmiddels aanleiding gegeven tot kamervragen door PvdA-kamerlid Mei Li Vos, waarover wij op 4 april berichtten. Waar gaat het precies om?
Literair vertalers oefenen hun beroep over het algemeen uit als freelancer (ZZP’er, zelfstandige zonder personeel) in opdracht van een uitgeverij. In Nederland hebben zij zich verenigd in de Vereniging van Letterkundigen (VvL), die namens de aangesloten vertalers met de uitgevers onderhandelt over de prijs waarvoor zij hun werk doen en over andere condities die samenhangen met de vertaalopdracht. De uitgevers zijn verenigd in de LUG (Literaire Uitgeversgroep), onderdeel van de GAU (Groep Algemene Uitgevers).
Modelcontract
De onderhandelingen tussen de VvL en de LUG hebben geresulteerd in een ‘Modelcontract voor de uitgave van een vertaling van een literair werk’. De laatste, herziene versie daarvan is in maart 2004 van kracht geworden. Het was de uitkomst van een langdurig en moeizaam proces van geven en nemen tussen vertalers en uitgevers. In het modelcontract zijn allerlei rechten en plichten van beide partijen opgenomen en is de licentie uitgewerkt die vertalers aan uitgevers verlenen om hun werk te exploiteren. Een belangrijk aspect is de tegenprestatie die vertalers ontvangen.
Literair vertalers zijn in diverse opzichten vergelijkbaar met schrijvers en het ligt dan ook voor de hand dat hun loon bestaat uit een aandeel in de opbrengst uit de verkoop van de vertaalde boeken, met andere woorden een royalty-percentage. Anderzijds werken ze, anders dan oorspronkelijke auteurs, in opdracht — en dus ook minder ‘voor eigen rekening en risico’. De modelovereenkomst tussen uitgevers en vertalers vormt een afspiegeling van die balans tussen eigen risico als kunstenaar enerzijds en opdrachtrelatie anderzijds. De vertaler krijgt een heel klein percentage van de opbrengst van het vertaalde boek als royalty en daarnaast een niet terugvorderbaar voorschot in de vorm van een vaste prijs per vertaald woord. Dus tegenover een relatief kleine winst als het vertaalde boek een verkoopsucces blijkt, staat een relatief klein risico: het risico is verlegd naar de uitgever, die de vertaler hoe dan ook een bedrag per woord voor de vertaling verschuldigd is, of het boek nu goed verkoopt of niet, maar dan ook méér profiteert in het geval dat de vertaling een bestseller wordt.
Normtarief
Over die prijs waarvoor de uitgever de royalty’s voor de vertaling voor een bepaald aantal exemplaren afkoopt, hebben vertalers en uitgevers, vertegenwoordigd door hun respectieve organisaties, VvL en LUG, met elkaar afspraken gemaakt. Vooral die prijsafspraak, een normtarief per vertaald woord, is de Nationale Mededingingsautoriteit in het verkeerde keelgat geschoten. Zij verbiedt zo’n prijsadvies en heeft het normtarief per 1 mei 2007 ongeldig verklaard.
Kartelwaakhond
De NMa is de ‘kartelwaakhond’ van de Nederlandse overheid, die erop toeziet dat leveranciers van producten de prijzen niet kunstmatig hoog houden door heimelijk met elkaar af te spreken niet beneden een bepaalde prijs te offreren. Met zulke afspraken, of kartels, schakelen producenten de onderlinge concurrentie uit en benadelen zij de consument, die te veel moet betalen. Dat is wettelijk verboden. Ook literair vertalers, redeneert de NMa, concurreren door hun overeenkomst met de uitgevers niet meer met elkaar op prijs, en leveren daarom mogelijk een te dure dienst.
Op die redenering van de NMa is het nodige af te dingen. Zo benadeelt de prijsafspraak de directe opdrachtgevers in ieder geval niet, want die hebben ermee ingestemd. De afspraak is niet heimelijk, maar openbaar. Zelfs het Fonds voor de Letteren, dat in opdracht van de overheid vertaalsubsidies verstrekt, baseert zich op het minimum woordtarief. Mei Li Vos trekt in haar vragen aan de minister dan ook de vergelijking met een CAO. Collectieve arbeidsovereenkomsten, tot stand gekomen in overleg tussen werkgevers en werknemers, worden ook niet als ongeoorloofde kartelafspraken aangemerkt.
Minimumregeling
Maarten Huygen belicht in zijn artikel in NRC Handelsblad vooral het feit dat het normtarief een minimumregeling is, bedoeld om vertalers een bestaansminimum te verzekeren, zodat zij goederen van culturele waarde kunnen produceren. Doordat zij niet op prijs hoeven te concurreren kunnen zij zich concentreren op de kwaliteit van de vertaling, die een maatschappelijk gewaardeerd cultuurgoed is. Ook de diversiteit van het aanbod in boekwinkels is een culturele waarde, die mede dankzij het normtarief mogelijk is. Huygen:
‘[…] volgens de NMa moet iedere auteur zijn eigen inkomen bij de uitgever bevechten. Dan houden de vele auteurs met een klein publiek weinig meer over. Bestsellerauteurs hebben nauwelijks nog een plafond. Met als gevolg minder titels in de boekhandel. Een paar Angelsaksische bestsellers en zeker geen Hongaarse boeken. De vrije markt van de NMa biedt de klant weinig keuze. Van Letterenfraude naar Letteren-Lidls.’
Centenkartel
Verschraling van het aanbod dus, als de NMa haar zin krijgt. En wat is de winst van een verbod? Wie heeft er baat bij? Niemand, denkt Maarten Huygen:
‘Het modelcontract schaadt niemand omdat het een minimumregeling is voor de zee aan schrijvers en vertalers in Nederland. Uitgevers en vertalers kunnen ervan afwijken als ze het willen en dat gebeurt. Sommige uitgevers betalen het minimumtarief niet. De meeste literaire uitgevers vinden dit systeem prettig omdat het voorspelbaar is en omdat de toppers hun inkomen enigszins met de mindere goden delen.’
Maar het meest stoort Huygen de prioriteitstelling door de NMa. Er dienen zich heel wat zaken aan van groter gewicht dan het ‘centenkartel’ van de literair vertalers, en daarin bijt de NMa keer op keer in het stof. Zouden de ‘wakkere ambtenaren’ van de kartelpolitie hun frustratie op arme vertalers botvieren?
‘De NMa kan juridisch gezien best gelijk hebben, maar er zijn zoveel grote zaken. Krantenconcerns, thuiszorginstellingen en zorgverzekeraars mogen ongeremd fuseren. Fusies worden nu eenmaal eerder toegestaan dan prijsafspraken. Banken verminderen als bij afspraak hun service aan de klanten. Fuserende energiebedrijven lachen de NMa uit. De NMa heeft een bescheiden budget, terwijl de concerns beschikken over pelotons dure advocaten. Die winnen vaak bij de rechter. Maar over de literatuur en haar schrijvertjes heeft de NMa alle macht en daarom bestrijdt ze kartels van 5,9 cent.’
Hulde, Matthijs! Je hebt de zaak, die op sommige punten best ingewikkeld is, helder maar uitputtend uiteengezet. Alle argumenten staan duidelijk op een rijtje. Een nuttige bijdrage aan de onzinnige, absurde kruistocht van de NMa tegen ons gilde.
Hear, hear!
een opmerking van een ander soort ‘vertalers’.
Tolken gebarentaal hebben een vastgesteld uurtarief (dat heeft de overheid notabene zelf vastgesteld), wanneer ze voor aan een overheidsgefinancierde opdracht werken.
Dat zijn toch ook geen prijsafspraken?
(vanwege de schaartste konden ze anders de prijs flink opdrijven)