Wat ik zo heerlijk vind aan vertalen is dat je iets meepikt en leert van allerlei verschillende onderwerpen en werelden. Welk boek je ook vertaalt, je ontkomt niet aan Google, want er zijn altijd wel termen die je niet helemaal kan plaatsen. Ik kan me niet voorstellen hoe vertalen vóór het internettijdperk was. Het schijnt dat je dan uren in de bibliotheek zat en veel instanties belde.
Zaken opzoeken is leuk, maar er zijn grenzen. Zo vind ik het bijvoorbeeld erg vervelend als mijn auteur van golfen blijkt te houden en dat zijn personages tussen de bedrijven door dus veelvuldig laat doen.
Internet biedt natuurlijk niet altijd uitkomst, maar dan zijn er gelukkig een heleboel collega-vertalers die te hulp schieten. Ik sta er ook altijd weer van versteld hoe graag ‘vreemden’ bij de politie of andere instanties je willen helpen met het vinden van een antwoord op een lastige vraag.
Ik vertaal zowel fictie als non-fictie en het ene boek vergt natuurlijk meer onderzoek dan het ander. Een greep uit het afgelopen jaar:
- Door een thriller met een forensisch antropoloog als hoofdpersoon moet ik me niet alleen verdiepen in maden, lijkenvet, het fenomeen ‘skin slippage’ en de Latijnse benamingen van ledematen, maar ben ik ook aan het mailen met een gerechtelijk patholoog over verbrande lichamen en verbrijzelde schedels.
- Door boeken over terrorisme en memoires van een Amerikaanse diplomaat weet ik nu een hoop meer over de oorlog in Irak. Zo vragen mensen om feestjes me wel eens of ik daar soms heb gewoond…
Omdat je allerlei islamitische termen moet opzoeken, kom je soms echter ook op websites waarbij je maar hoopt dat de AIVD je internetbezoek niet volgt.
En er komt bij zo’n oorlog ook een hoop wapentuig kijken. Dan helpt het als de echtgenoot van een collega-vertaler bij defensie werkt en je kan helpen met de benaming van bepaalde raketwerpers en commando’s die ‘onze jongens’ in het veld gebruiken.
Soms vind je meteen een plaatje van wat je zoekt, zoals een ‘HESCO-barrier’ in een legerkamp. Maar ja, hoe heet zo’n ding in het Nederlands? Dus toch maar verder googelen tot je een ons weegt. - Door een boek dat zich afspeelt in Venetië krijg ik niet alleen ontzettende zin om naar die stad te gaan, maar moet ik me ook verdiepen in kunst, het stratenplan en de verschillende manieren van transport over het water. Of sta je vanwege datzelfde boek opeens in de keuken van je favoriete Italiaanse restaurant omdat je Amerikaanse auteur naar nu blijkt onjuiste Italiaanse scheldwoorden gebruikt. Maar zo legt de kok me wel haarfijn uit wat dat woord nou precies betekent.
- Een boek van twee futurologen stond barstensvol financiële termen. Tot mijn schrik moet ik de ‘financiële glossary’’ van ABN AMRO bookmarken, want wat weet ik nou van ‘stop orders’, derivaten, credit ratings, hedge funds en junk bonds?
Kortom, als vertaler leer je elke dag weer iets nieuws.
JA! Volgens mij zijn vertalers de meest weetgrage en leergierige wezens ter wereld! Ik moet wel zeggen dat ik desondanks niet veel actief opsla in de bovenkamers – vooral volstrekt nutteloze wetenswaardigheden komen op de mafste tijdstippen naar boven drijven, maar ik vind het inderdaad ook leuk om van elk project weer iets op te steken!
Mart
Je hebt gelijk, Annoesjka, het is leuk om met je vertaalwerk steeds weer in een andere wereld te duiken. En ook ik ben elke keer weer aangenaam verrast dat er (naast onze behulpzame collega’s bij Boekvertalers) zoveel mensen zijn die je met een vertaalprobleem willen helpen. Geen verstand van giftige reptielen? Bij de Slangenexpo zijn ze gevleid dat je een beroep doet op hun expertise. Niet thuis in boogschieten? Elke boogschieterij is bereid een kort college te geven. Vragen over de Grieks-orthodoxe kerk? Een aardige priester neemt de tijd om een antwoord van wel drie A4-tjes te tikken. Geweldig.
Maar inderdaad, al dat speurwerk is sinds de komst van internet wel een stuk eenvoudiger en aangenamer geworden. Ik herinner me een roman vóór het internettijdperk waarin ik ruim tweehonderd plantennamen moest vertalen. Ik zie mezelf nog knarsetandend mijn fiets pakken om voor de zoveelste keer naar de bibliotheek te rijden. Of dat boek van die zeezeiler die zijn tragische wereldreis beschreef: heel mijn werkkamer hing vol met tekeningen en dwarsdoorsnedes van zeilboten, want elk lusje, haakje en ringetje op zo’n boot heeft natuurlijk een speciale naam… Ellenlange woordenlijsten sloeg ik op, maar sinds de komst van internet hoeft dat gelukkig niet meer. Nu groeit alleen de lijst van favoriete sites om allerlei zaken op te zoeken!
Wat leuk om te lezen hoe het voor het pre-internet tijdperk was. Petje af, hoor!
En Mieke, jij herkende vast wel iets van mijn strubbelingen…
Bij ondertiteling is het trouwens soms helemaal erg. Ik herinner me een programma van 45 minuten over skateboarden! Dat ben ik nadien inderdaad allemaal snel vergeten, Mart.
Dat is inderdaad een van de (vele) leuke kanten van het vak.
Als commercieel/technisch vertaler weet ik inmiddels al iets over de chemische samenstelling van een houtlijmsoort, hoe je je hartslag kunt vertragen om stress te verminderen (óók bij het golfen!) en hoe lastig het is om bezinkingsslib te verpompen…
En voor wat ik nog niet weet, kan ik niet alleen vertrouwen op een aantal goede sites, maar ook en vooral op veel mensen, en dat zijn inderdaad niet alleen vertalers.
Ik kan je wel vertellen hoe het in het pre-internettijdperk was. Ik ben begonnen met boekvertalen op een gewone typmachine. Toen vertaalde ik ook maar één boek per jaar. Daarna kocht ik een elektrische typmachine. Wat een genot was dat! Toen kon ik wel twee boeken per jaar vertalen! Haha! Over iedere zin dacht je veel langer na dan je nu doet, want je moest de kopij met ‘zo weinig mogelijk met de pen aangegeven verbeteringen’ inleveren, en je had natuurlijk geen zin om veel pagina’s opnieuw te typen.
Als ex-pat had ik trouwens geen fijne Nederlandse bibliotheek tot mijn beschikking. Alleen de woordenboeken die ik had meegebracht…
Later, toen ik mijn eerste computer kreeg (nog van mijn ouders, omdat ik het zelf niet kon betalen!) kreeg ik als cadeautje meteen de Encarta erbij. Nou, dat was wat, hoor! Een hele encyclopedie in je computer. Geweldig!
Dus, jonge vertalers, wordt maar niet boos wanneer het internet het eens niet doet, of wanneer het er wel 10 seconden over doet om een pagina te openen! Denk dan maar eens aan hoe wij, de veteranen, zijn begonnen!
(Hier moet een smiley, maar ik weet niet waar ik die hier kan vinden…)
Dag Els, je tikt de smiley net als op een ouderwetse tikmachine en hij komt er vanzelf in 🙂
Dan wil ik dan natuurlijk even proberen… 🙂
Prachtig verhaal, Els. Ik krijg nog meer bewondering voor de pre-internet vertalers! En ik bedenk ook meteen: als je zo weinig boeken per jaar kon doen, waren de inkomsten toen dus helemaal triest…
Hoewel ik maar een amateurvertaler ben, herken ik dit wel. Ik weet inderdaad alles van aarden bij het aftanken van helicopters. Daar had ik trouwens een lopende encyclopedie bij de hand die meestal zei: Laat dat woord maar staan, daar is geen Nederlands woord voor. (dan kun je lang zoeken).
Maar wel leuk om met speurwerk precies de goede term te vinden.
Als amateurtje vind ik jullie enthousiasme aanstekelijk. Ik herken dat gevoel van na lang opzoeken eindelijk jubelend het perfecte woordje op de perfecte plaats te kunnen zetten! Zalig! Het smaakt als het chocolaatje bij de koffie op een zonnig terrasje na een voldane werkdag. Lieve groet, Lilith
Dag Annoesjka,
Hoe is het?
Rindert
O jongens, ik zie dit nu pas allemaal en krijg meteen de kriebels als ik het verhaal van Els lees, want ik kan het nóg bonter maken.
Ik ben begonnen op een mechanische typemachien met van die carbonvellen. (Voor de groentjes onder ons: blanco wit vel, carbonvel erachter, weer blanco wit vel enz. al naar gelang het aantal kopieën dat je moest afleveren.)
Het was al een hele vooruitgang toen ik van Leminiscaat eigen papier kreeg, dat in van die giga-pakketten per post thuis werd afgeleverd en drievoudig was, dus met twee doordrukvellen er aan vast, zodat je geen carbon meer nodig had. Wat een luxe.
Toen brak het tijdperk van de elektrische typemachine aan, en, Els, de CORRECTIETOETS. Niks handgeschreven correcties, maar keurige, foutloze kopij, dankzij dat extra soort van typ-exlint in je IBM-machien met wel DRIE lettersoorten dankzij de uitwisselbare letterbolletjes — wat overigens allemaal ongeveer even duur was als een complete PC nu.
Als extra idioot detail in dit verhaal wil ik nog wel vertellen dat ik van elk boek dat ik vertaalde eerst een handgeschreven kladversie maakte, vervolgens een handgeschreven nette versie en dan pas een elektrisch getypte definitieve versie — maar ik kan me voorstellen dat ik daarin vrij uniek was.
Mijn allereerste vertaling, die ik kreeg door bemiddeling van Cees Buddingh’, een van mijn toenmalige docenten aan het Instituut voor Vertaalkunde aan de UVA, heb ik, na hem eerst twee keer te hebben uitgeschreven, hardop laten voorlezen door een vriendin om sneller te kunnen typen en de cash uitbetaalde bankbiljetten hebben mijn man en ik over de hele eettafel uitgespreid (tientjes, denk ik). Daarna heb ik spoorslags blind leren typen.
Toen de PC in mijn leven kwam dacht ik dat ik nooit meer fatsoenlijk zou kunnen vertalen, omdat het schrijven nu écht overbodig was geworden en ik het idee had dat ik dat directe contact met het papier nodig had om iets zinnigs uit te kunnen brengen.
Het is gelukkig allemaal goed gekomen en gezegend zij de PC (behalve als hij crasht).
Ik zou nog uren door kunnen gaan, inhakend op Mart die alles weer vergeet (dito), en al die deskundigen op welk vlak dan ook, die niets liever willen dan hun expertise met je delen — maar slechts hoogst zelden een vertáling kunnen geven — maar ik hou ermee op, want ik voel me nu al bijna middeleeuws!
O Els en Nan, waarom schrijven jullie niet een stuk over hoe het er vroeger aan toe ging? Ik zat te smullen van jullie verhalen – ik moet zelf nog grijnzend terugdenken aan de tijd dat we onze vertaalopdrachten op van die 5 1/4″-schijfjes moesten inleveren, dus heerlijk, die typexlinten! :o)